Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof
(1737)–Maria van Hengel– Auteursrechtvrij
[pagina 180]
| |
1.
Zoo myn ziel u regt kenden,
En 't hert zig zelven kost, zag 't zyn elenden,
Tot zyn Jesus zoud hem wenden;
't Zou nevens u niets agten, nog begeeren,
Maar u als Koning eeren,
Geheel zyn lust verzaaken,
Naar uw bloedig
Offer goedig
Zeer demoedig
Zoud' dan haaken.
| |
[pagina 181]
| |
2.
Maar nu ziet het geen zonden,
Nog voeld in 't niet zien smert; en 't zyn verwonden,
Die by u geneezing vonden.
Zult gy, die rotzen maakt tot waterbeeken?
Dit steenig hert nooit breeken?
Die op u spreeken,
En zee, en wind doed zwygen,
Kond verslagen
Hert doen klaagen,
Naar u jaagen,
Zugten, hygen.
3.
Waar die uur nu gebooren!
Dat ik eens hooren mogt: Neemt myn verkooren,
Dit 's u toegedogt te vooren,
| |
[pagina 182]
| |
Eer ik van uw ierd, om dit heil gebeden,
'k Heb voor uw schuld geleden,
En zoud ik 't heden
Voor uw' gezicht verbergen;
Nu gy kragtig
My, die 't magtig
Ben, daar klagtig
Om komt vergen?
4.
Gy door liefd' en mededoogen,
In 't eeuwig Raadsbesluit, tot my bewoogen,
Woud' alleen myn heil beoogen,
of gy my most, die van u afging dwaalen,
Om weer tot u te haalen,
Zoo dier betaalen
| |
[pagina 183]
| |
Dat ik u 't leven kosten!
Gy myn waarde,
Niets en spaarde,
Hoe 't bezwaarde,
Maar verlosten.
5.
Jesus voor u gestorven,
Hoe zoud dat konnen zyn? blyft zoo verdorven,
Daar hy 't heil voor heeft verworven?
Zou zoo een ziel niet ligt zig zelvs vergiffen?
Neen; tuigd haar haar gewissen,
En zeid, nu isse,
Om heiligheid verlegen,
Dat 's door 't leven,
Haar gegeven,
En dit 's even,
Dezen zegen.
| |
[pagina 184]
| |
6.
Door uw' banden t' ontbinden,
Doen leven door uw' dood; was daar Beminden,
Iets toe waart in my te vinden?
Neen; maar gy woud gedagten, daaden, spreeken,
Doen in uw' lof uitbreeken.
Laat dan dit Teeken
Myn zwak geloov' versterken;
Dat myn poogen,
Na vermoogen,
Uit mag werken.
FINIS. |
|