Nagelatene gedigten en gezangen van juffrouwe Maria van Hengel, bestaande in geestelyke meditatien, tot opwekkinge van het geloof
(1737)–Maria van Hengel– AuteursrechtvrijOm Godt te loven.1.
Myn ziel! hoe went g' u zelve zoo tot klagen,
Steld eens een andere toon,
Is 't dat gy vreest, gy kond God niet behagen:
Wel ziet op zynen zoon,
Die hy u heeft uit reine liefd' gegeven:
't Is waar, daar was in u geen goed;
Maar hy, daar gy laagt in uw bloed,
Sprak: Gy zult leven.
| |
[pagina 135]
| |
2.
Hoe zoud hy u 't geloof nu niet versterken,
Die u zoo heeft verlost?
Hy moest eerst zelfs dit willen in u werken,
Eer gy dit willen kost.
Dat gy hem door 't geloof ten dienst mogt leven,
Ei houd dan maar in 't smeken aan,
En denk; die 't dus ver heeft gedaan,
Zal 't voort wel geven.
3.
Wat grooter liefde kond hy u betonen,
Hy kogt u door zyn bloed,
En zend zyn Geest om in uw hert te wonen,
Die voor u stryden moet.
Doed deze liefd u niet in weerliefd blaken?
Wel steekt dan uit in heiligheid,
De kroon die is u toegezeid,
De tyd zal naken.
| |
[pagina 136]
| |
Een Konings Bruid, die moet haar zelven wagten
Van alle vreemde min:
Wilt dit myn ziel dan heiliglyk betragten,
Spand al uw kragten in,
Op dat de waereld u niet mag bekoren,
Wanneer zy u op 't zoetste vleid,
Zeg neen! ik heb u afgezeid,
Ja afgeswooren.
|
|