Mary Dorna 1891-1971
(1977)–Toke van Helmond, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Eerste brief van na de oorlog, eind 1946‘Lieve allemaal. Hoe blij waren we te hooren, dat met jullie alles zo zoo goed is afgeloopen. Je kunt je niet voorstellen, hoe vaak we het over jullie hadden wanneer ik bij bewustzijn was. Ja menschen, ik ben doodziek geweest - eigenlijk jaren lang - wekenlange tijden van bewustzijnsverlies, pogingen tot zelfmoord - ik heb gewoon op den rand van het dak geloopen, je weet wel dien heel smalle rand - Henk heeft niets kunnen doen dan me bewaken - de dakopening toegehamerd - daarna ging ik in het water - waarbij ik, stommeling, de deur liet openstaan, en het geweldige schorum, dat zich nu achter de kade ophoudt, mij wel redde - doch alles gestolen heeft wat ons nog overgebleven was. Henk heeft een pak van een studiegenoot - ik bezat alleen nog een hemd en een jurk - daarna heeft Henk een dikke mantel voor me gekocht. Ik bezit niets meer dan het naakte leven - maar ik heb mijn verstand terug. Het ergste is een periode geweest, waarin ik niets meer zei - niets. De dienstmeid liet ons stikken, je kunt je niet voorstellen wat voor een rotzooi het hier is. En honger, honger. Er zijn verschillende menschen bij me gekomen, die me vroegen aan een van hun stomme 2000 bladenGa naar eindnoot1 te schrijven. Ik kon wel iets nog - het werd ook ‘aangenomen’. Maar nu schrijf ik niet meer. Ik kan het niet meer en een ‘broodschrijver ben ik nooit geweest. Ik probeer weer heel langzaam in het leven terug te komen - altijd is Henk aan mijn zijde - altijd. En hij moet toch weer aan den slag komen. We hebben wel nog eenige mooie kunstwerken. Maar die kan ik niet opeten, noch er kousen of schoenen of lingerie van maken! Henk spreekt nooit over zich zelf. Jullie hebt een goeden vriend in hem - want hij mag jullie erg graag en hoopt op een weerzien evenals ik. Wonderlijk, dat je moeder nog leeft - en Bruno en Mies direct een baan hebben. Wonderlijker wijze heb ik een beijerse oude dienstbodeGa naar eindnoot2, zoo weggelopen uit een of ander skurril verhaal. Maar ik weet niet of ze blijven kan. Dienstboden zijn niet te krijgen - Hoofdzakelijk brood met margarine! Maar dat is het ergste niet. Henk en ik gaan veel uit, naar bioscoop, een enkele maal theater (zeer slecht), of zoo maar ergens een borrel drinken. Deze worden geserveerd als iets uit de Heilige Graal. En achter de kade deze ongelukkige grauenhafte buurt. Nu leven er alleen nog zwart-handelaars. Eigenlijk is het heele leven hier zwart - want wanneer men ergens iets gaat eten, zijn de prijzen ook pikzwart. Schrijven jullie nu eens van jullie. Wat een hel hebben jullie doorgemaakt. Welk een hel hebben we allen doorgemaakt. Gelukkig kan ik weer lezen. Ik verslind boeken terwijl ik dat eerst niet kon. Ik kon ook geen gewone letter schrijven, een a of een b of zoo. Ik begreep niets. Hoe licht zijn lichamelijk pijnen tegen die van den geest - God weet, | |
[pagina 130]
| |
dat misschien ik hier zoo sterk van doordrongen ben. Stel je voor, ik heb, zoodra ik op straat kom direct koude voeten als ijs - helemaal zonder gevoel. Dat is erg, steeds die ijskoude voeten. Het liefst loop ik door storm, en regen. Hoeveel ongelooflijke regenbuien heb ik al getrotseerd, buien waarin niemand uitging. Mijn moeder leeft ook nog en is heel flink. En Bep is er dik tegen in geworden. Alleen ik heb zoo'n mager, ingevallen gezicht. Ik heb nu gemerkt, dat voor schmink men een goeden ondergrond noodig heeft! Hebben jullie nog iets van Hans gehoord. Van MargaGa naar eindnoot3 ligt sinds 2 maanden een brief uit Cuba op me te wachten, waarin ons alle heerlijkheden worden aangeboden - Toch erg lief van haar. Maar eerst schrijf ik jullie, nu ik dit weer kan, ik kon eerst geen brieven beantwoorden. Is er geen mogelijkheid dat jullie eens vlug overkomen? Maar we hebben alleen soms sla, soms kaas ('n wonder) en thee, goddank. Ook melk voor Timmy, hij is nog zoo schattig. Nu heb ik jullie wel lang op een antwoord laten wachten, maar schrijf ons toch terug. Het zal Mutter interesseren dat die arme K. (naam van een familie) ook doorgestuurd zijn - de jongen niet. De familie van mijn moeder allen. Hoewel ik sommigen niet aardig vond, was dit toch wel een vreselijk lot. Noodlot. De allernaarste zijn er natuurlijk nog - b.v. die vreselijke H. Alles is soms net een nachtmerrie, maar wat voor een. Van de slaapmiddelen ben ik de laatste tijd een beetje afgekomen. Dr. S. behandelt mij - Henk heeft zijn vrouw gered en nog zooveel menschen meer. Hij wil nu probeeren andere menschen te redden. Dag lieve menschen - wanneer schrijven jullie weer - jullie Mary' |
|