Zuid-Zuid-West
(1926)–Albert Helman– Auteursrecht onbekend
[pagina 115]
| |
[pagina 117]
| |
En nu, mijne heeren, luistert tot het einde! Ik heb het innigste wat ik had hier aan U vertoond als was 't een bioscoop. Dit geeft mij het recht uw aandacht te eischen tot het einde der vertelling. Luistert! Geen schuldige wetenschap heb ik van politiek of economie, maar ik ben bedroefd, want kind van een land dat ik sterven zie en verzinken in een bodemloos moeras. En het bedroeft mij, niet om veel verloren levensgeluk van menschen die gij niet kent.... maar meer om het rechtvaardig gezicht dat gij hierbij trekt, o voortreffelijke Hollanders. Inderdaad, gij zijt een achtenswaardig volk, met vele schoone leuzen. En de werkelijkheid? Een ver land dat ik verschrompelen zie tot een dorre woestijn. En ik durf het u zeggen, zondagsbrave kooplieden: dit is UW schuld. Want naamt ge bezit van dit land - ik wil niet spreken over recht of onrecht, God weet dit alleen - waarom heeft het uw liefde niet meer, nu gij niet langer spreken kunt over het Dividend? Gij kent dit land alleen nog als een nadeelige post op de jaarlijksche begrooting, en herinnert u wrevelig de vette dagen van Mauritius en Sommelsdijk. Gij berekent sluw hoeveel jaren vrijdom van belasting de verkoop van dit land u geven kan. Suriname, uw voormalig suikerland, nietwaar? Zoo verkoopt gij een slaaf; zoo verkoopt gij een kreupel kind. En in uw hooggstoepte woning aan de groene stadsgracht, of in uw deftige landhuizen aan Vecht of plas, weet ge niet hoe eenzaam de verbannen kinderen van dit land zwerven over de aarde, weet uw dochter aan het romantisch klavier niet dat mijn Hawaï verschrompelt onder de heete zon. De armste marionet in haar statiejurk zegt zinlooze woorden over één volk, één vorst. Onderwijl zitten gehuurde ministers het batig saldo van de Oost te berekenen en schuimbekken over de schadepost van de West. Stuur commissies uit, ha! geleerde toeristen. Laat uw goeverneur in zijn witte paleis de ondergang bezweren met dagelijksche dans- | |
[pagina 118]
| |
partijen en kleine intriges van ambtenaren! Laat u inlichten door vetgevreten Gesslers en rustende huurlingen. Zal één u de waarheid zeggen over dit land en over zijn arme kinderen, wanneer hij niet de liefde heeft die oogen doet zien? Zonder uw liefde, zonder de liefde die uw plicht is - want alle koloniaal bezit is vrijwillig op zich nemen van een plicht! - zal er nimmer redding mogelijk zijn. Sinds eeuwen zijt gij dieven, men zegt: geoorloofd. Maar weest dan minstens liefdevolle dieven en geen schurken. Indien gij slechts wist, hoe schoon dit land is, hoe innig het leven daar.... Maar ach, ik kan u niet meér zeggen, niet méér! En niet schimpen.... Mijn arm, arm land....
1925-'26 |
|