mens had benaderd. Nee, je hebt het niet benaderd, je was die homo
universalis, een van de laatste. De lijst is lang: romancier, dichter, essayist,
musicoloog, componist, pianist, wijsgeer, socioloog, antropoloog, wiskundige,
minister, diplomaat, bestuurskundige, historicus, kunstkenner en verzamelaar. Ik
vergeet ongetwijfeld nog wel wat. Vrijwel geen onderwerp of je kon er over
praten. En dan niet als omgevallen boekenkast, maar uit in wijsheid neergeslagen
kennis. Je bezoeken in Parijs en Callantsoog waren altijd een feest voor de
geest. Je kon ook luisteren; elke dialoog werd gekruid door jouw levendige
inbreng. Ongelijk bekennen ging je niet altijd gemakkelijk af, maar je hàd dan
ook vrijwel altijd gelijk.
Margrieth en ik zullen altijd het beeld koesteren van hoe wij als oplettende
discipelen aan de voeten van de meester zaten, ingespannen luisterend naar jouw
zachte stem, die naarmate je ouder werd steeds minder volume had.
Het is troostend te weten dat je geestelijk erfgoed ons is gebleven. Het zal nog
generaties ten voordeel kunnen zijn. Nogmaals dank!
Ons verdriet en onze dankbaarheid versterken alleen maar dat andere gevoel
waarmee we hier staan: woede. Woede tegenover de literaten en de hotemetoten van
het culturele establishment, die jouw werk nooit op waarde hebben weten te
schatten, voorzover ze er al niet geringschattend over deden. Je was immers
‘maar een verteller’ , en vertellers zijn tweederangs auteurs. Dat hebben in
onze tijd Jan de Hartog, Theun de
Vries en Den Doolaard ervaren. Alsof jou
en hun verhalen niet doordesemd zijn van de ‘condition humaine’ . Alsof Homerus
geen verteller was, of Balzac. Ik had hem kunnen vermoorden, die hooggeleerde
S., manipuleerder van aller-