Semi-finale(1982)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Aan de overkant Zal ook ik eenmaal vochtige lotosbloemen zien opengaan langs de Acheron, evenals zij die ons voorgingen: Sappho de leidster, Aspasia de wijze hetaire en jij, een veel later geboren Corinna die stamde uit de fierste der Hanzesteden? ‘Graankorrel’ werd je genoemd en de zwaardlelies waar jij op leek - even bleek als de lotos tussen de halmen en lissen bij gelige klaprozen, glansloze mirt en ontaardste jasmijn - groeien ze daar ook wellicht in de schaduw dier duistere oevers? - Het zal wel. Mochten alleen zulke bloemen ginds bloeien, ik zal je herkennen en niet als Orpheus de Hades willen verbidden je schim haar lijflijke gloed te hergeven. O neen, een armvol geplukt en gedrukt aan mijn hart zal je mij even nabij, even warm doen zijn als thans je herinnering, - mijn geurende garve. Dit leven werd eindelijk een donkere stroom, dicht bij zijn uitmonding Acheron geheten, en het hemelgewelf betrekt reeds tot ginds. Je naam is de obool op mijn tong en geen Minos, noch Aiakos, noch Rhadamanthos oordeelt straks over de banden die altijd de onze geweest zijn, - dit orphisch mysterie nog te voleinden in eeuwig Elysion. Bloemen verzekeren ons vrijspraak en doortocht naar onze donzige sponde. Vorige Volgende