ry van Bruggen zegt, ‘met het christelijk beginsel is het gedaan als de christelijke kerk zegeviert - in de christelijke organisatie gaat het christelijke individualisme, dat is de essence, het wezen van het christendom, ten onder’.
Ja, we kunnen de parabel zelfs actueel maken en zeggen dat de Groot-Inquisiteur staat voor de moderne verzorgingsstaat: hij neemt de lasten van talloze zwakken over en maakt hen daardoor van zich afhankelijk, vergroot dus zijn macht. Daarmee is, welteverstaan, de verzorgingsstaat niet veroordeeld, maar wordt wèl een dilemma aangegeven.
Het is het dilemma tussen het geluk, de geborgenheid die collectiviteiten kunnen bieden, en het gebod van - of de behoefte aan - zelfverwerkelijking (het woekeren met je talenten) - een zelfverwerkelijking die ook wel geluk kan brengen, maar net zo vaak wanhoop (‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’).
Maar in de Groot-Inquisiteur, dat een onderdeel is van de roman De gebroeders Karamazov, is niet Dostojevski aan het woord, maar Ivan Karamazov, de atheïstisch-rationalistische broer.
Als Dostojevski in die parabel zijn eigen gedachten tot uitdrukking had willen brengen, had hij haar niet door Ivan, maar door Aljosja Karamazov, de naïef-gelovige broer, laten vertellen, want die is de ware held van zijn roman, de figuur die het meest de anti-intellectuele, bijna mystieke opvattingen van de schrijver vertolkt.
De Christus van de Groot-Inquisiteur is dus de constructie van een rationalist, maar daarom nog niet een onjuiste constructie. Zelfs de rationalist Ivan laat Christus de overwinnaar zijn in zijn ontmoeting met de Groot-Inquisiteur: hij zwijgt en kust ten slotte zijn tegenstander op de bloedeloze lippen.
P.S. In de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 7 januari las ik een artikel van een zekere Eike Libgert uit Rostock over de moeilijkheden van de Duitse hereniging. Ik ontleen er deze zin aan: ‘De grootste vijanden van de vrijheid zijn de tevreden slaven.’ Daartoe had, aldus de schrijver, de ddr vele Oostduitsers gereduceerd. Een soortgelijk geluk vinden velen in de kerk(en). Van zijn standpunt uit terecht zegt de Groot-Inquisiteur dan ook tot Christus (en hij had zich kunnen beroepen op Matth.