Populisten avant la lettre?
Heeft Nederland vóór Pim Fortuyn en Wilders populistische bewegingen gekend? Ja, al vijf jaar na de invoering van de parlementaire democratie in 1848 ontstond er onder protestanten een massaal protest tegen het herstel, na bijna drie eeuwen, van de rooms-katholieke hiërarchie.
De liberale grondwet van 1848 had de kerken, dus ook de rooms-katholieke, uitdrukkelijk vrij gelaten hun eigen inrichting te bepalen. Dienovereenkomstig keurde het eerste kabinet-Thorbecke het herstel van de bisschoppelijke zetels goed. Een groot deel van de protestantse bevolking, gewend aan alleenheerschappij, liep daartegen te hoop in de zogenaamde Aprilbeweging.
Het richtte zich in een adres (met 51.000 handtekeningen) aan de koning (Willem III), die het in ontvangst nam met een rede die neerkwam op een oorlogsverklaring aan het kabinet. Dit nam hierop ontslag. De koning had niet geluisterd naar het kabinet, dat op een meerderheid in het parlement berustte, maar naar een buitenparlementair protest.
Vijfentwintig jaar later, in 1878, ontstond er opnieuw een buitenparlementaire beweging die een besluit van een liberale regering via de koning ongedaan wilde maken. Ditmaal ging het om een wet op het lager onderwijs, die de bijzondere scholen, voornamelijk christelijke en rooms-katholieke, op hoge kosten zou jagen. De antirevolutionaire voorman, Abraham Kuyper, stelde zich aan het hoofd van die beweging, die zich met een petitionnement tot de koning (nog steeds Willem III) wilde richten.
Dit volkspetitionnement werd door 306.000 personen getekend. Een afzonderlijk petitionnement van katholieken kreeg nog eens 164.000 handtekeningen. Dit was een geweldig succes, vooral als men bedenkt dat het aantal kiesgerechtigden voor de Tweede Kamer toen ongeveer 122.000 bedroeg, want er was nog geen algemeen kiesrecht. Als het woord ‘populisme’ toen had bestaan, zou de kiesgerechtigde elite ongetwijfeld van een populistische actie hebben gesproken. Buitenparlementair was ze in elk geval.
Deze keer reageerde koning, die intussen zijn lesje had geleerd, anders dan in 1853. Weliswaar nam hij de petitie welwillend in ontvangst, maar twee weken later zette hij zijn handtekening toch onder de wet. Was de buitenparlementaire actie daarmee mislukt? Formeel wel, maar organisatorisch was zij zo'n succes, dat daarmee Kuypers streven om tot een landelijke partijorganisatie te komen werd versneld. Nog geen jaar later ontstond de Antirevolutionaire partij, en binnen tien jaar wisten de antirevolutionairen samen met de katholieken een kabinet te vormen.
De ironie van de geschiedenis wil dat de volkstribuun Kuyper 25 jaar later, maar nu als minister-president, ook met een buitenparlementaire actie te maken kreeg: de spoorwegstaking van 1903. Kuyper vergeleek die met een staatsgreep en kondigde een stakingsverbod af, dat door het parlement werd goedgekeurd.
Ook deze buitenparlementaire actie mislukte ten slotte, althans formeel. Maar ook zij droeg bij tot een aanpassing van de rebellen aan het politieke stelsel. De sociaal-democraten schudden hun revolutionaire veren af en ontwikkelden zich in parlementaire richting. Ook de vakbeweging ging over op een heel andere organisatie en tactiek. In 1905 ontstond het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV).
Zal het huidige populisme, vooral belichaamd door Wilders' PVV, zich ook in die richting ontwikkelen? Die illusie te wekken is bepaald niet de bedoeling van deze kleine historische excursie. Het politieke landschap van vandaag is totaal anders dan dat van 1903, laat staan dat van 1853 en 1878. In de eerste plaats geldt sinds 1917 het algemeen kiesrecht (voor vrouwen sinds 1922). De populisten zitten tegenwoordig in de Kamer en niet erbuiten. Hun greep op het beleid - in negatieve of positieve zin - is dus groter, zou ook groter zijn geweest als de PVV niet gedoger van het kabinet-Rutte zou zijn geweest.
Bovendien is het zuilenstelsel, dat na de emancipatie van de onmondige burgers - arbeiders, gereformeerden, katholieken - is ontstaan en tot de jaren 60 van de vorige eeuw een waarborg voor de stabiliteit van het land is geweest, verdwenen. Ook vertonen de populisten van vandaag niet de sociale of religieuze cohesie of onderlinge solidariteit van hun voorgangers. Dit maakt dat alles fluïder, dus onvoorspelbaarder is geworden dan toen.
Met dank aan dr. Jan de Bruijn, tot voor kort hoogleraar politieke geschiedenis aan de Vrije Universiteit, aan wiens opstel Weg met zoo onzedelijke constitutie! uit 2004, opgenomen in de zojuist verschenen bundel opstellen De sabel van Colijn (uitg. Verloren, Hilversum), ik veel ontleend heb.
NRC Handelsblad van 05-04-2012, pagina 16