Het beloofde land
Wie de negentig is gepasseerd, is een overlevende uit een vervlogen tijdperk, sterker: vervlogen tijdperken. Hij heeft de karaktervormende jeugdjaren in het vooroorlogse Nederland doorgemaakt, misschien er nog gestudeerd. Dan: de voor een Nederlander toen zeldzame ervaring van oorlog en bezetting. Daarna: wederopbouw en soms uitzending als militair naar Indonesië. Wat vervolgens kwam, heeft hij met jongeren gedeeld.
Zo'n overlevende was Max Kohnstamm, die op 20 oktober, 96 jaar oud, overleed. Maar in hem kristalliseerde zich deze bijna-eeuw geschiedenis zich als 't ware. Opgegroeid in een professoraal gezin; in het lustrumjaar 1937 rector van het Amsterdamsch Studenten Corps (ASC); daarna - wat uitzonderlijk was - een reis naar Amerika om daar Roosevelts New Deal te leren kennen en - wat nog uitzonderlijker was - de zuidelijke staten, waar Jim Crow nog regeerde, te bezoeken.
In 1939, het jaar dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, terug in Nederland, dat spoedig bezet werd. Voor Kohnstamm betekende dat eerst het concentratiekamp Amersfoort en toen de gijzelaarskampen Haaren en St. Michielsgestel, waar hij de elite van het naoorlogse Nederland ontmoette. Hij behoorde daar tot de jongsten.
Na de oorlog: secretaris van Wilhelmina, daarna chef van het bureau Duitsland onder de machtigste ambtenaar die Nederland ooit gekend heeft, Max Hirschfeld. In 1949 schreef hij een nota over Duitsland, waarin hij - de Koude Oorlog was net begonnen - de opneming van dat land in een West-Europese gemeenschap bepleitte. Maar intussen had Nederland kort tevoren Duits grondgebied geannexeerd...
Het volgend jaar opende zich het perspectief van een verenigd Europa. Kohnstamm werd de rechterhand van Jean Monnet, de oervader van dit project, en verdween naar Luxemburg. Weliswaar had hij in Amersfoort zijn godsgeloof verloren, maar hij bleef ethisch sterk bevlogen. Zijn Europese idealisme had ongetwijfeld ook een sterk ethische component.
Maar om hem onder de eurozemelaars te rangschikken zou onbillijk zijn. Monnet had de oorlogsjaren, evenals de vorige, in Amerika doorgebracht en was niet alleen pro-Amerikaans, maar een realist. Ook Kohnstamm was, op grond van zijn vooroorlogse ervaringen, de overtuiging toegedaan dat het Europese project niet zonder Amerika kon.
Washington zelf was toen, in de jaren vijftig, zeer geporteerd voor de eenheid van Europa. Kohnstamm was kind aan huis zowel op het State Department als op het Bundeskanzleramt in Bonn, dat in ‘Europa’ in de eerste plaats een mogelijkheid zag tot rehabilitatie van Duitslands geschonden prestige. Het waren de hoogtijjaren van de Europese eenheidsgedachte.
In de necrologie die op 22 oktober in de krant stond, was te lezen dat ‘het uitdrukkelijk niet de bedoeling (was) van Kohnstamm en diens politieke roerganger Jean Monnet om een nieuwe grootmacht te scheppen’. Als dat waar is, dan hebben zij door de oprichting van het door hem geleide Actiecomité voor een Verenigde Staten van Europa, een machtige pressiegroep, bij velen toch een verkeerde indruk gewekt.
Met de komst van Nixon en Kissinger in Washington in 1969 zou er een realistische wind uit Washington waaien. Bij de oliecrisis van 1973 waarschuwde Nixon Europa zelfs voor ‘ganging up’ tegen Amerika. Het bleek dat de Europese en Atlantische belangen minder in elkaars verlengde lagen dan wel was gedacht.
Iemand die dat inzag en prioriteit aan de Atlantische pijler gaf, was oud-staatssecretaris Ernst van der Beugel, vriend en oud-studiegenoot van Kohnstamm. Hij was als secretaris van de Bilderberggroep, waarschijnlijk, met Kohnstamm de Nederlander met de meeste internationale contacten. De derde was Kohnstamms voorganger als rector van het ASC, minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de NAVO, Joseph Luns, die eveneens minder ethisch bevlogen was en Europa meer als gegeven dan als ideaal beschouwde.
Maar met al zijn bevlogenheid verloor Kohnstamm de realiteit van de machtsverhoudingen niet uit het oog. Toen de voorzitter van de PvdA in de jaren zeventig, na een vriendschappelijk bezoek aan de DDR, had gezegd dat de ‘Muur’ historisch gerechtvaardigd was, zegde hij zijn lidmaatschap van die partij op.
Tot op hoge leeftijd bleef hij de éminence grise van Europa. Met kop en schouders bleef hij uitsteken boven de meeste ‘Europeanen’ in Nederland, die trouwens steeds schaarser werden. Ook Kohnstamm heeft, als Mozes, het beloofde land wel mogen zien, maar niet betreden. Of dit het nageslacht gegund zal zijn, staat nog te bezien. Of is dat land een chimère?
Echter: hope springs eternal volgens Alexander Pope. Ook bij Kohnstamm flakkerde de hoop op toen Obama twee jaar geleden tot president werd gekozen. Was hij er zich van bewust dat Obama zelf, in Hawaï geboren en grotendeels in Indonesië opgevoed, geen enkele attache met Europa heeft en het als president een lage plaats op zijn lijst van prioriteiten zou geven, omdat het nog steeds niet met één stem sprak?
Een van de laatste keren dat hij in de publiciteit trad, was toen hij met Geert Mak in een artikel in deze krant waarschuwde tegen het ‘wij-zijdenken’. Hier had de ethische bevlogenheid de overhand gekregen. Een ‘wij’ is immers ondenkbaar zonder een ‘zij’. Zo ontleent Geert Mak een groot deel van zijn identiteit aan zijn tegenstand tegen die andere Geert.
Maar ook in dit facet van zijn bijzondere persoonlijkheid, zoals in alle andere, bleef Kohnstamm een typisch, maar eminent product van de Nederlandse beschaving, die met Huizinga, met wie hij wel wat gemeen had, een andere figuur van internationale statuur had opgeleverd.
NRC Handelsblad van 28-10-2010, pagina 7