Een stilzwijgend antwoord
‘Wat de toekomst zal brengen weet niemand. We weten in feite maar één ding zeker: dat de veranderingen, de dynamiek door zullen gaan. Steeds sneller. Die veranderingen moeten we positief tegemoet treden. Met optimisme. We moeten ze niet tegenwerken door krampachtig vast te houden aan alles wat we hebben en kennen, ze juist de ruimte geven.’
Een eminent conservatieve boodschap die minister-president Balkenende daar bracht op 14 februari in zijn rede voor het gezelschap Futur, een ‘netwerk’ van jonge ambtenaren. De veranderingen in wetenschap, techniek en samenleving komen hoe dan ook. Het heeft geen zin zich ertegen te verzetten. Ze komen gewoon. Een regering kan niet anders doen dan te zorgen dat de samenleving ze tijdig en zonder te grote schokken absorbeert.
Hoewel naar eigen zeggen optimistisch, klinkt deze boodschap veel minder zeker dan die van de toekomstvisies van dertig jaar geleden. Tinbergen voorzag dat de socialistische en kapitalistische ordes steeds meer op elkaar zouden gaan lijken. Zijn collega Fritz Baader van het Weltwirtschaftsinstitut in Kiel meende dat in 2000 viervijfde van de wereldbevolking in een socialistische orde zou leven. Die voorspellingen zijn niet uitgekomen. En heeft iemand ooit de prognoses van de toen bekende futuroloog prof. dr. F.L. Polak vergeleken met wat er werkelijk is gebeurd?
Is het ontwerpen van toekomstscenario's daarmee tot een zinloze bezigheid verklaard? Nee, mits ze met de nodige slagen om de arm worden gepresenteerd en het per definitie onvoorspelbare toeval nooit wordt uitgesloten. Maar zelfs van min of meer voorspelbare ontwikkelingen kunnen het tempo en het ogenblik waarop hun resultaat zichtbaar wordt, zelden voorspeld worden. Wie werd niet verrast door de val van de Muur in november 1989 en, sterker, door 11 september 2001? Mapping the Global Future luidt de titel van het laatste toekomstscenario dat ons wordt voorgelegd. Het is het resultaat van onderzoek van de Amerikaanse National Intelligence Council. En het moet gezegd worden: het houdt de nodige slagen om de arm, het kijkt niet verder dan 2020, en het houdt rekening met verschillende scenario's. Maar laten we ons hier, egocentrisch, bezighouden met wat dit rapport (dat onlangs door minister Bot in zijn Hofstadrede werd genoemd) over Europa zegt.
Het is niet veel wat op zichzelf al veelbetekenend is maar toch stelt het op één pagina de vraag: zou Europa een supermacht kunnen worden? De vraag wordt niet direct beantwoord, maar wél wordt gezegd dat ‘Europa's toekomstige internationale rol grotelijks ervan afhangt of het grootscheepse structurele economische en sociale hervormingen onderneemt’.
Die zijn nodig omdat Europa kampt met het probleem van de vergrijzing (daarmee kampt China overigens ook, als gevolg van zijn éénkindbeleid). ‘De West-Europese economieën zullen enkele miljoenen werknemers moeten vinden, teneinde de posities in te nemen die vrijkomen door het vertrek van inheemse pensioengerechtigde werknemers.’
De tegenwoordige verzorgingsstaat wordt ‘onhoudbaar’ geacht, en ‘het uitblijven van enige economische revitalisering zou kunnen leiden tot de versplintering of, erger, desintegratie van de Europese Unie, daarmee haar ambities om de rol van internationale zwaargewicht te spelen ondermijnende’.
Het rapport betwijfelt of de ‘tegenwoordige politieke leiding’ van vooral Duitsland, Frankrijk en Italië bereid is om zelfs gedeeltelijk te breken met het naoorlogse verzorgingsstaatsmodel (zoals Zweden wél heeft gedaan). Waarschijnlijker is dat ‘een dreigende budgetcrisis in de komende vijf jaar de trigger zal zijn voor hervormingen’.
‘Als geen veranderingen zouden worden doorgevoerd, zou Europa een verdere vertraging in zijn groei kunnen meemaken, en afzonderlijke landen zouden dan hun eigen weg kunnen gaan, vooral op het gebied van de buitenlandse politiek zelfs al zouden zij formeel lid van EU blijven.’ In dit perspectief is toetreding van Turkije en de Balkanlanden onwaarschijnlijk. Met een groei van 1 of 2 procent zal Europa ‘waarschijnlijk geen belangrijke internationale rol, overeenkomstig met zijn grootte, kunnen spelen’.
Overigens acht het rapport een federaal Europa sowieso onwaarschijnlijk vóór 2020 geen noodzakelijke voorwaarde voor het spelen van zo'n belangrijke internationale rol. Het mobiliseren van zijn potentiële kracht en ‘het samensmelten van zijn verschillende inzichten tot collectieve politieke doelen’ is voldoende. Nu, dat is op zichzelf al een formidabele opdracht.
Interessant is wat het rapport zegt over de groeiende kracht van de religieuze factor in de wereld, zelfs in China (naarmate het marxisme daar aan invloed afneemt). West-Europa is echter een uitzondering in deze universele ontwikkeling behalve wat betreft de immigranten uit Afrika en het Midden-Oosten. Een verdergaande secularisatie in West-Europa zou de integratie van deze immigranten weleens nóg moeilijker kunnen maken te meer nu juist vele immigranten van de tweede en derde generatie zich, zoals het rapport constateert, tot een radicaal islamisme aangetrokken voelen.
Het is duidelijk: de vraag of Europa ooit althans binnen de termijn van 2020 een supermacht zal worden, vindt toch een zij het stilzwijgend antwoord.
NRC Handelsblad van 10-03-2005, pagina 9