Interventie zonder einde?
Wie had in juli 1999, toen de Servische troepen gedwongen waren Kosovo te ontruimen, gedacht dat Slobodan Miloševic een jaar later nog stevig in het zadel zou zitten? Zeker niet de coalitie van mogendheden die in maart van het vorig jaar een luchtoffensief tegen zijn land ontketende.
Maar Miloševic heeft in de verstreken twaalf maanden zijn macht niet alleen behouden, hij heeft die zelfs geconsolideerd en vergroot. In een soort constitutionele coup heeft hij zich er onlangs van verzekerd dat hij nog acht jaar aan de macht kan blijven en dat Montenegro, waarmee Servië samen de Joegoslavische federatie uitmaakt, in die federatie zijn gelijkwaardigheid kwijtraakt.
Het kleine Montenegro lag de laatste jaren, onder leiding van president Milo Djukanovic, in die federatie voortdurend dwars - zozeer dat zij eigenlijk een lege huls was geworden. Aan deze Montenegrijnse fronde, die steun zocht bij Miloševic' vijanden in binnen- en buitenland, heeft hij nu, door een erdoorheen gejaagde wijziging van de federale grondwet, althans de constitutionele grondslag onttrokken.
Hoe moet Montenegro hierop reageren? Zou het van zijn zelfstandigheid de facto een soevereiniteit de jure maken, dat wil zeggen: uit de Joegoslavische federatie stappen en de onafhankelijkheid uitroepen, dan zou het daarmee Miloševic' een voorwendsel geven om in Montenegro in te grijpen.
Dan zou hij, zoals Peter Michielsen in een deskundige analyse in de krant van 11 juli schrijft, het alibi hebben waarop hij wacht: ‘de dag waarop Montenegro formeel uit de federatie stapt, is de dag waarop de volgende oorlog op de Balkan begint.’ En die oorlog zou dan tevens een burgeroorlog zijn, want veertig procent van de Montenegrijnen is tegen onafhankelijkheid.
Voorlopig gaat Djukanovic niet tot die stap over en bepaalt hij zich ertoe te verklaren dat de Joegoslavische federatie in feite niet meer bestaat (dat deed zij al lang niet meer), maar hij trekt daaruit niet de consequentie Montenegro's onafhankelijkheid uit te roepen. Maar dit lijkt uitstel van executie.
Immers, Miloševic zal het hier niet bij laten en naar provocaties zoeken om Montenegro eindelijk in het gareel te krijgen. Welke vorm hij daarvoor kiest weet niemand, schrijft Michielsen, ‘maar dàt de provocaties komen is zeker. Net zo zeker als het feit dat Miloševic een crisis met Montenegro nodig heeft om aan de macht te blijven. De finale afrekening met de Montenegrijnen is onvermijdelijk.’
Wanneer we uitgaan van dit waarschijnlijke scenario, rijst de vraag: hoe moet het Westen reageren? Ongetwijfeld is de eerste reactie bij velen: moeten we ons opnieuw in een Balkanees wespennest steken, een interventie zonder einde? Maar zo gemakkelijk kan het Westen zich daar niet van af maken. Juist die eerdere interventies (in Bosnië en Kosovo) hebben, zo niet verplichtingen, dan toch een zekere logica geschapen, die het niet zomaar kan negeren.
Dan kan ook niet het argument aangevoerd worden dat het hier om een interne zaak gaat, de Joegoslavische federatie betreffende. Door zijn ingrijpen in Kosovo, dat volkenrechtelijk een deel van Servië (en dus ook van Joegoslavië) is, heeft het aangetoond het argument van de nationale soevereiniteit niet in alle gevallen doorslaggevend te vinden.
Maar hoe dan ingegrepen? Moet Servië opnieuw aan maandenlange bombardementen onderworpen worden, zoals in 1999 wegens zijn gedrag in Kosovo? Het is weinig waarschijnlijk dat het Westen daartoe zal besluiten. Zó'n succes was die eerdere luchtoorlog tegen Servië nu ook weer niet. In elk geval heeft hij niet voorkomen dat Miloševic zijn macht kon uitbreiden.
De sancties tegen Servië die al van kracht zijn aanscherpen? Deze hebben, volgens de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Hubert Védrine, ‘duidelijk niet hun politieke doel bereikt’ en zijn, volgens zijn Belgische collega, ‘misschien zelfs contraproductief gebleken’. Een bekend geluid - van China tot Cuba. Als sancties al succes hebben, dan meestal op heel lange termijn. In Montenegro is het daarentegen kort dag.
Mocht het in Montenegro tot een (burger)oorlog komen, dan zit er voor het Westen, gezien de vorige ervaringen, niet veel anders op dan de partij die zich tegen de Serviërs verzet, met wapens en misschien met speciale militaire eenheden te helpen. Veel is het niet, maar een operatie à la Kosovo is niet voor herhaling vatbaar, en het uitzicht om ook in een gepacificeerd Montenegro voor onbepaalde tijd troepen te legeren is nu ook niet bepaald aantrekkelijk.
In elk geval confronteert Montenegro het Westen opnieuw met de vraag of goede bedoelingen een voldoende rechtvaardiging vormen voor een militaire interventie en of die bedoelingen niet, behalve goed, ook een beetje goedkoop zijn als de interventie geen slachtoffers onder de intervenieerders mag eisen. De eerste vraag is een politieke, de tweede een ethische.
NRC Handelsblad van 18-07-2000, pagina 7