Joschka Fischers ruades
Zelfs wie het Frans, tenminste passief, behoorlijk beheerst, zal er moeite mee hebben het woord ruade thuis te brengen. Ik althans wist niet wat het betekent, toen ik het onlangs tegenkwam. Ik moest de woordenboeken raadplegen. En daar vond ik de betekenis: de achterwaartse trap van een paard of een ezel; overdrachtelijk lancer une ruade betekent achteruitslaan.
Ik was verbaasd, want waar was ik het woord tegengekomen? In een artikel in Le Monde van 31 mei, waarin de visie van een federaal Europa, onlangs ontvouwd door de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, ter sprake werd gebracht. Voordat president Chirac aan het eind van deze maand zijn visie op Europa voor de Duitse Bondsdag zal uiteenzetten, ‘zullen de ruades van de Duitse minister misschien alweer vergeten zijn’, aldus de schrijfster van dat artikel.
Er is misschien veel aan te merken op Fischers toekomstvisie, maar waarom moet zij vergeleken worden met het achteruitslaan van een paard of, sterker nog, een ezel? De schrijfster van dit, overigens niet-opiniërende, achtergrondartikel - een redacteur van Le Monde - licht dit niet nader toe.
Wil de schrijfster ermee zeggen dat Fischer, met zijn pleidooi voor een federaal Europa, teruggrijpt naar een reeds lang verouderd model? Of dat Fischer, wetende dat het woord federalisme op vele Fransen werkt als een rode lap op een stier, het toch heeft gebruikt - als een soort van trap na? We weten het niet, maar alle kritiek van de Franse minister van Binnenlandse Zaken, Jean-Pierre Chevènement, op Fischers rede valt in het niet bij dat ene woord: ruades.
Intussen valt de ontvangst van die rede in Frankrijk reusachtig mee. Ook Chevènement, wiens woorden trouwens veelal verkeerd begrepen zijn (zie mijn rubriek van 26 mei), heeft het verwelkomd dat Fischer, met zijn rede, de discussie over het Europa van de toekomst tenminste op gang heeft gebracht, en hij heeft Fischers uitnodiging er met elkaar over te debatteren aangenomen.
Ook de Franse Senaat heeft dinsdag lang over Fischers ideeën gedebatteerd - in aanwezigheid van de Duitse minister voor Europese zaken, Christoph Zöpel. Dít - dat wil zeggen: zo'n debat over Europa in aanwezigheid van een Duitse bewindsman - zien we onze Eerste Kamer nog zo gauw niet doen. Als Nederland wel eens klaagt buiten de beslissingen gehouden te worden, dan ligt dat ook wel daaraan dat het zichzelf aan de zijlijn plaatst. Zelfs de toekomst van Europa - dus van Nederland - is hier een kwestie voor specialisten.
Dat is in Frankrijk niet, althans minder, het geval. Dat bewijst dat debat in de Senaat wel. Niet dat de senatoren Fischers ideeën onmiddellijk omarmd hebben, maar ze kenden hem tenminste de verdienste toe de mensen aan het denken te hebben gezet over de ‘grote lijnen van een politieke organisatie van Europa’, zoals een vertrouweling van president Chirac zei.
Dezelfde dag dat de senatoren over Europa debatteerden, sprak president Chirac over hetzelfde onderwerp, en wel voor een gezamenlijke bijeenkomst van het Institut des hautes études de défense nationale en de parlementaire Assemblée van de West-Europese Unie. Het artikel in Le Monde waarin Fischer met een achteruittrappend paard wordt vergeleken, geeft ook enkele citaten uit die rede. Op grond van die citaten kan geconcludeerd worden dat Chirac tegenover pogingen om ‘Europa op abstracte manier te definiëren’ - dat is kennelijk een ruade die bedoeld is om Fischer te raken - de conceptie van een sterk Europa stelt, een Europa dat in staat is ‘een evenwichtige rol voor de vrede in de wereld te spelen’.
Meer specifiek pleit hij voor de ‘vorming van een nieuwe Europese rapid-reaction force, bestemd om in te grijpen in het gebied van het noorden van de Middellandse Zee’. Het is onduidelijk welk gebied precies bedoeld wordt (in elk geval niet Noord-Afrika en het Midden-Oosten). Ook is onduidelijk of die ‘nieuwe’ strijdkracht moet komen bovenop de interventiemacht van 60.000 man waartoe de leden van de Europese Unie vorig jaar in Helsinki hebben besloten. Zo ja, dan wordt dat nog een hele klus.
Maar belangrijker dan het antwoord op deze vragen is de vaststelling dat zulke militaire interventiegroepen, waarvan het kenmerk hun reactiesnelheid is, één politiek gezag vooronderstellen dat in staat is tot het nemen van snelle beslissingen, want een Europa van vijftien, laat staan 25 of 30, leden is daartoe niet in staat. Zelfs een ‘voorhoede’ van zes of minder staten zou, gegeven de onderlinge verschillen in visie en belang, geruime tijd nodig hebben om tot een beslissing te komen.
Eén politiek gezag betekent het opgeven van nationale soevereiniteit van de deelnemende staten. De kwestie van de nationale soevereiniteit wordt dus met zo'n interventiemacht gesteld. Het is Fischers verdienste dat hij een antwoord op die vraag heeft gegeven. Dat antwoord roept weliswaar, op zijn beurt, weer allerlei vragen op, maar het is, ook als het onuitvoerbaar of onaanvaardbaar zou blijken te zijn (wat gevreesd moet worden), tenminste een antwoord.
Frankrijk daarentegen loopt voortdurend om de hete brij van de nationale soevereiniteit heen, terwijl het wèl allerlei voorstellen doet die onvermijdelijk de vraag van de nationale soevereiniteit oproepen. Dit lijkt in strijd met de logica, waarop de Fransen zich zo graag beroepen.
NRC Handelsblad van 02-06-2000, pagina 7