Halverwege achteraf
Op het ogenblik ben ik Achteraf aan het lezen. Dat is een bloemlezing uit de stukjes die Karel van het Reve onder die titel tussen 1988 en 1996 in Het Parool schreef (uitg. Van Oorschot). Ik lees die stukjes met buitengewoon veel plezier en een beetje jaloezie. Ze zijn goed geschreven en behandelen bijna altijd interessante thema's (of thema's die hij interessant weet te maken). Daarbij heeft hij een soort humor die mij ligt, en ten slotte ben ik het bijna altijd met hem eens. Wat wil een schrijver nog meer? Maar helaas is Van het Reve vorig jaar overleden.
Maar eerst: wie was Karel van het Reve? Er groeit een generatie op die dat waarschijnlijk helemaal niet weet. Voor haar zijn die stukjes ook niet zo toegankelijk, omdat ze veelal zinspelen op mensen en gebeurtenissen die velen vergeten hebben. Welnu, Van het Reve is in 1921 geboren in een communistisch gezin en bleef zichzelf, hoewel zijn vader omstreeks 1940 uit de partij was gezet, tot ongeveer 1948 als communist beschouwen. Maar daarna taande ‘het geloof der kameraden’ (zo luidt de titel van een boek van hem uit 1969).
Of dat door zijn studie kwam, weet ik niet. Hij ging namelijk Russische taal- en letterkunde studeren. Daarin bracht hij het ten slotte tot professor. Tussendoor was hij, in 1967/68, correspondent voor Het Parool in Moskou, waar hij vrienden maakte onder dissidenten. Terug in Nederland bleef hij dezen, via de door hem opgerichte Herzenstichting, steunen.
Zijn humor ligt mij, zei ik. Maar ik kan mij goed voorstellen dat anderen er razend van werden. In de eerste plaats de gelovigen, en daarmee bedoel ik niet de christenen (want hij deed niet mee aan het goedkope zich vrolijk maken over hun geloof) en ook niet in de eerste plaats de communisten (want daar waren er toen al niet zoveel meer van), maar vooral al diegenen die vonden - al was het alleen maar uit angst of antiamerikanisme - dat we de Sovjet-Unie moesten ontzien. Ook in Gorbatsjov zag hij niet veel, en dat was voor velen bijna heiligschennis.
De ergernis die hij kon wekken kwam natuurlijk ook doordat hij zo heerlijk kon jennen. Daarbij hoefde hij niet eens namen te noemen, want - hij zou het zelf gezegd kunnen hebben - nomina sunt odiosa. Wie zou hij bijvoorbeld met het volgende bedoeld kunnen hebben: ‘Iedereen, hoe naïef en vriendelijk ook, die communist of sympathisant is geweest, draagt een stukje verantwoordelijkheid voor de gruwelen van 1917 tot 1953 in Rusland, om van de communistische gruwelen in andere landen maar te zwijgen’?
Als Bolkestein dit gezegd zou hebben - misschien heeft hij zoiets wel gezegd - zouden degenen wie de schoen past, geprotesteerd of zich beroepen hebben op hun goede bedoelingen. Maar Van het Reve was zelf communist geweest, en dan is zo'n protest natuurlijk moeilijker - hoewel hij niet de indruk maakt dat hijzelf, die al vroeg met het communisme gebroken had, zwaar onder die morele verantwoordelijkheid leed. Belangrijker echter is: hij preekte niet, en preken kunnen veel van die ex-communisten niet laten.
Van het Reve had op het Amsterdamse Vossiusgymnasium gezeten. Hij schrijft daar nogal vaak over. Zelf bezocht ik ongeveer tezelfdertijd het Barlaeus (het andere Amsterdamse gemeentegymnasium). Dat verklaart mede waarom ik zijn jeugdherinneringen zo geboeid lees, hoewel beide scholen, voorzover ik mij herinner, geen contact met elkaar hadden (althans de scholieren niet) en wij beiden in verschillende buurten opgroeiden.
Hij is niet bang om, in een anti-elitaire tijd (en in Amsterdam!), op te geven van die gymnasiale opvoeding. Hij doet dat weer op jennerige manier. Bijvoorbeeld wanneer hij schrijft: ‘ik spreek nu tot de oudere lezers, die op de MULO of een andere elitaire school nog vreemde talen geleerd hebben.’ Ook dat zou iemand beter niet kunnen zeggen die niet zelf uit eenvoudig - maar, in zijn geval, belezen - milieu kwam.
Dat brengt mij op een andere gedachte (en hier volg ik Van het Reves voorbeeld, die vaak in zijn stukjes van de ene gedachte op de andere springt). Volgens mij is een belangrijke oorzaak van de serieuze discussie die is gevolgd op Paul Scheffers artikelen over het ‘multiculturele drama’, het feit dat hij als progressief bekendstaat. Hij kon dus minder gemakkelijk voor racist uitgemaakt worden dan Bolkestein tien jaar geleden.
Maar dat is niet de enige oorzaak. In de tien jaar tussen Bolkestein en Scheffer zijn de door de eerste gesignaleerde toestanden alleen maar duidelijker geworden, zodat het steeds moeilijker viel te doen alsof ze niet bestonden. Ik wil niet zeggen dat zonder Bolkestein er geen Scheffer was geweest, maar wèl dat zonder Bolkestein Scheffers alarmkreet niet zo'n serieuze aandacht had gekregen. Ik ben van mijn propos afgedwaald, maar wil nog één ding over Scheffers artikelen zeggen: aanvankelijk vond ik ze niet in een dagblad thuishoren, daarvoor waren ze te lang. Meer iets voor een tijdschrift. Maar ik moet bekennen dat er blijkbaar toch genoeg lezers waren die niet door de lengte ervan afgeschrikt waren, om een interessante discussie te doen ontstaan. Dat valt weer mee.
Maar terug naar Van het Reve. Ik kreeg een schok der herkenning toen ik las dat hij, net als ik, getroffen was geweest over het einde van een boek waarover ik hier op 28 september jl. schreef. Het is het vrij onbekende Langs lijnen van geleidelijkheid van Louis Couperus. Maar in tegenstelling tot mij verklapt hij dat einde niet. Dat getuigt misschien van een betere smaak.
Misschien schrijf ik nog weleens over Achteraf. Want ik ben pas halverwege.
NRC Handelsblad van 31-03-2000, pagina 7