‘Eenheidsdrift is doodsdrift’
Wie Carry van Bruggen citeert, kan bij mij een potje breken, en wanneer een politicus dat doet, ben ik bijna geneigd bij de volgende verkiezingen op hem te gaan stemmen. Welnu, de liberaal Bolkestein heeft, in de rede die hij zaterdag te Maastricht heeft gehouden, een uitspraak van Carry van Bruggen gebruikt ter versterking van zijn bewijsvoering.
Weliswaar noemt hij haar Carrie, in plaats van Carry - wat even de vraag doet rijzen hoe goed hij het werk van deze filosofe, die bijna zestig jaar geleden overleed, werkelijk kent - maar het is hier te doen om het citaat, dat de redactie blijkbaar zo belangrijk vond dat zij het voor de kop boven de samenvatting van Bolkesteins rede in de krant van 7 december gebruikte.
Het luidt: ‘Distinctiedrift is levensdrift, eenheidsdrift is doodsdrift’. Ik zou me kunnen voorstellen dat sommige lezers, die Carry van Bruggens werk niet kennen, daar een beetje van zijn geschrokken; in elk geval niet dadelijk het verband hebben begrepen met het beleid dat Nederland ten opzichte van het Europese eenheidsstreven moet volgen - want dat was het onderwerp van zijn rede.
Laat mij daarom, ter verduidelijking, de relevante passages uit Prometheus (1919) en De grondgedachte van ‘Prometheus’ (1924) citeren, waarin Carry van Bruggen deze stelling adstrueert. (Mijn citaten zijn wel woordelijk, maar ontdaan van de woordenballast die nogal kenmerkend is voor de schrijfster, misschien ook voor de tijd waarin zij schreef.)
‘Distinctie, anders dan anderen te zijn, is de voorwaarde van ons zelfbehoud, daarom streven we naar distinctie.’ Maar ‘talloos zijn (ook) de uitingen in de mens van het verlangen naar de Eenheid: de liefde van de mens tot de mensen, het gevoel van broederschap, dat verschillen haat, waarin de persoonlijkheid zich één met allen voelt.’
‘Daar de zucht naar distinctie een onmiddellijk uitvloeisel is van onze zucht naar zelfbehoud, zo volgt hieruit volkomen logisch dat alle eenheidsverlangen tegen ons eigen persoonlijk leven is gericht, een vermindering van onze bestaansmogelijkheid, een eigenhandig ondergraven van de grond waarop wij staan. Eenheidsverlangen is doodsverlangen.’
En hier citeert zij Goethe: ‘Wenn du, in immer eigenstem Gefühl, umfassest eine Welt, dann stirbt der Mensch.’ Ook zegt zij: ‘Opgaan (in een groter geheel) is tegelijkertijd ondergaan’ en wijst zij op de tweeledigheid van het woord opheffen: het ‘beduidt veredelen, verheffen, schoner en groter maken; het beduidt tegelijkertijd vernietigen, doen verdwijnen, doden. Wie iets opheft, naar de eenheid, vernietigt het inderdaad als afzonderlijkheid’.
Tot zover de levens- en de doodsdrift van de enkeling. Hoe staat het nu met de collectiviteit? ‘Van het ogenblik af dat het individu opgaat (ondergaat) in een collectiviteit, vervangt deze de persoonlijkheid, die ze voortaan vertegenwoordigt. Aldus zelf tot “individu” geworden, zal de collectiviteit zich van andere collectiviteiten willen (moeten) onderscheiden, teneinde te blijven bestaan.’
Wat is nu het verband met het Europese eenheidsstreven? Welnu, voor zover de Nederlandse collectiviteit bereid is op te gaan (onder te gaan) in ‘Europa’, wordt zij, in bruggeniaanse termen, beheerst door een doodsdrift.
Voor zover zij afzonderlijk wil blijven, zich van anderen wil blijven onderscheiden (distingeren), zichzelf wil behouden, wordt zij beheerst door een levensdrift.
Nu wijst Bolkestein die doodsdrift af waar het de culturele eenheid van Europa betreft. Daar behoort het gebod van ‘een zo groot mogelijke culturele diversiteit’ te gelden, dus de levensdrift te prevaleren. Mogen we daaruit a contrario opmaken dat hij, wat de economische eenheid betreft, wèl instemt met de doodsdrift - evenzeer als wat de militaire eenheid betreft, maar dan onder de aegis niet van Europa, maar van de NAVO?
Hoe dit ook zij - het is duidelijk dat Bolkestein de doodsdrift, althans wat de culturele diversiteit betreft, als iets negatiefs ziet. Carry van Bruggen constateert echter: ‘Dit streven naar Eenheid worden mensen als “streven naar het Hogere”, het streven naar de Distinctie daarentegen als “streven naar het lagere” gewaar’. Het wordt over 't algemeen mooi geacht zich op te offeren voor een zaak.
Let wel: Carry van Bruggen trekt zelf geen partij voor het ene of het andere (bijvoorbeeld voor het ‘hogere’ en tegen het ‘lagere’); zij constateert slechts dat beide driften in de mens aanwezig zijn. Bolkestein daarentegen trekt, op z'n minst op één gebied (de cultuur), partij voor de distinctie, het zelfbehoud, en riskeert daarmee het verwijt voor het ‘lagere’ te kiezen. Wat, als hij dat bewust zou doen, van moed zou getuigen.
Maar los van de vraag of hij hier moed toont, hij heeft hier ook gelijk.
NRC Handelsblad van 10-12-1991, pagina 9