Spiegel van de doorluchtige vrouwen(1606)–Daniël Heinsius– Auteursrechtvrij Vorige [Folio 12v] [fol. 12v] 8. De Huysvrou des visschers die om een lancduerich ghebreck dat zy in haerent man merckte, haer ende hem t'samen ghebonden in zee heeft ghesmeten. ICk ben altijt beswaert, bedroeft tot allen tyden, Niet om mijn eyghen pijn, maer om een anders lijden. Zijn sieckte doet my zeer, zijn droefheyt is de mijn, Met hem ben ick in druck, met hem ben ick in pijn. Om dat ghy niet en cont, o lieven man, ghenesen, Zoo moet ick oock altijt in druck en pyne wesen. Dus op dat ick mach zijn wt droefheyt, ghy wt wee, Zoo sullen wy te saem ons werpen in de Zee. [Folio 13r] [fol. 13r] Vorige