Snikken & smartlapjes
(1976)–Hermine Heijermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
Tekst van Claudy | |
1Ik zie rondom mij enkel ziende oogen,
Genietend van het kost'lijk levenslicht.
Er zijn er reine die nog nooit bedrogen,
En kijkers stralend uit een lief gezicht.
Als al die oogen zich een wijle richten
Naar 't rijk der blinden, naar die donk're nacht,
Zal er bij elk een glans van meêlij lichten,
Want daarbij wordt de hardste blik nog zacht.
refrein
Er is nog 'n rijk van de eeuwige nacht,
Waar tastend zijn weg men moet vinden;
Waar men tevergeefs naar wat zonnelicht smacht,
Dat is de wereld der blinden.
| |
2Denkt u eens in die hel van blindgeboren,
Die duisteren wereld, zwarter nog dan inkt!
Men voelt zich in die ruimte gansch verloren,
Geen leidsman is er, dan het fijn instinct.
Geen zonlicht ziet men, nooit het stergeflonker:
Van schoone bloemen is er slechts de geur;
Voor d'arme blinde is het eeuwig donker,
Kent geen gelaat, geen glans, geen enk'le kleur.
refrein
Hij leeft in het rijk van de eeuwige nacht,
Waar tastend zijn weg men moet vinden:
Waar men tevergeefsch naar het zonnelicht smacht,
Daar in de wereld der blinden.
| |
3Wanneer een moeder met haar lieve oogen,
Vol deernis neer ziet op haar blinde pop;
Dan ziet hij 't niet, maar wordt zoo vreemd bewogen,
Hij voelt het wel aan moeders harte klop.
En als het blinde kindje moet gaan slapen,
Ze zacht hem nederlegt in 't kleine bed,
Dan hoort hij ook veel eer dan broer of zuster,
't Bekende geluidje van z'n vaders tred.
refrein
Hij hoort in het rijk van de eeuwige nacht,
Waar tastend zijn weg men moet vinden;
Elk zuchtje van liefde wat men hem daar bracht,
Dat is het voorrecht der blinden.
| |
4Ze leven enkel in het rijk der klanken,
Als zonlicht is voor hen een symphonie,
Voor deze gave mag men God nog danken;
Hun kleur is klank, hun licht is melodie.
En hoog daarboven ziet de goede vader,
Vol zachtheid neer met goddelijk medelij;
Hij voelt zich tot de blinde menschen nader,
De doode oogen zijn hem t'meest nabij.
refrein
Hij waakt in 't rijk van de eeuwige nacht,
Waar tastend zijn weg men moet vinden;
Waar men zoo geduldig op t'hemellicht wacht,
God is beschermer der blinden!
|
|