Snikken & smartlapjes
(1976)–Hermine Heijermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Tekst van Otto Zeegers Muziek van Willy Derby | |
[pagina 53]
| |
1Ik loop als een schooier door weer en door wind
Bij dag en tot diep in den nacht,
Er is haast geen mensch me wat vriend'lijk gezind,
Ik word door eenieder veracht.
De dames en heeren die gaan me voorbij,
Er zijn er die 'k goed heb gekend,
Ze houden vol afschuw hun kleeren op zij
Uit angst voor zoo'n schunnige vent.
refrein
Maar onder m'n lompen
Daar draag ik nog iets
Waarmee ik de wereld tart!
Daar klopt en daar leeft.
Daar lijdt en daar beeft...
M'n fiere schooiershart!
| |
2Er was eens een tijd - het is jaren geleên -
Dat 'k niet zoo'n verschoppeling was!
Toen sneed me de wind door m'n kleeren niet heen!
Toen drong er geen kou door m'n jas!
Toen had ik een woning, toen kende ik geluk!
Toen had ik een vrouw en een kind!
Opeens greep het Noodlot me weg - met één ruk -
O God! wat 'k zoo teer had bemind!
refrein
| |
3Een krach op de beurs en m'n zaken failliet!
Aan flarden m'n heele bestaan!
Een vriend die me hielp? Ach dien vond ik toen niet:
Ze lieten het Noodlot begaan!
En drie maanden later, toen greep het m'n vrouw
En gaf haar een kerel met geld:
't Was uit met haar liefde! 't Was uit met haar trouw!
Ze was zoo op weelde gesteld!
refrein
| |
4Ik weet niet hoe alles toen juist is gebeurd...
Ik was zoo krankzinnig van smart!
Het was of m'n kop me vaneen werd gescheurd!
M'n vuist werd als ijzer zoo hard!
Ik wist het niet eerder dan toen ik m'n hand
Zoo gruwelijk rood zag van bloed...
Ik heb... voor zijn dood... naar de Wetten van 't land,
Vijf jaar van mijn leven geboet...!
refrein
| |
5En toen ik weer lóskwam, toen was ik een man
Die niets op de wereld meer had!
Zoo'n schooier als ik ben, daar gruwen ze van!
Zoo'n schooier die vijf jaar lang zat!
Maar straks toen ik in het portiek van een bar
Wat schuilde voor regen en wind...
Toen hoorde ik opeens bij de vroolijkheid daar...
De stem en den lach van m'n kind!
refrein
| |
6Ze was als een deerne in zij en in kant,
Ze liep met een sjieken meneer!
O God! en toen lei ze een gulden in m'n hand,
En keek met een lachje op me neer!
Ze had me in m'n lompen goddank niet herkend!
Ze wist niet m'n smart en m'n leed!
Ze zag niet den traan van den sjofelen vent
Die 't geldstuk het water in smeet!
refrein
|
|