Snikken & smartlapjes
(1976)–Hermine Heijermans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
[pagina 49]
| |
Woorden van Ferry | |
1Zij was moeders lief'ling en werd schier verwend,
Geliefkoosd gekust en vertroeteld,
Berisping of straf was haar onbekend,
Geen leed had haar vreugd ooit bezoedeld.
En weende moe dan om den man
Die zij nog zoo kort had verloren.
Dan kwam z' aan haar zij En vol medelij
Zong ze haar zachtkens in d'ooren:
refrein
Moesje, lieve kleine Moesje,
Wat blijft U voor mij stil en koud?
Moesje, lieve kleine Moesje,
't Is of je niet meer van mij houdt.
Ach laat mij Uw lijden verzachten,
Kus me en speel als voorheen.
Moesje laat mij niet langer wachten,
O 'k voel me zoo verdrietig en alleen.
| |
2Zij vleide haar kopje aan moederkens borst,
En droogde haar tranen met kussen.
En als nieuw verdriet een aanval weer deed,
Was zij 't, die 't leed zacht kwam sussen:
Zorgen en druk van 't levensjuk
Moesten voor haar liefde verdwijnen.
En zalig van vreugd zong zij verheugd
Zachtkens met haar lieve kleine:
refrein
| |
3't Gemis van haar liefde en geluk van weleer,
Had al hare krachten verzogen;
En stervend lag zij op het ziekbed terneêr.
De dood ziet zij reeds voor haar oogen.
't Kind aan den spond' ziet bang in 't rond,
De levensgeest was reeds geweken!
En met angstig hart lag zij vol smart
Op 't lijk van haar moeder te smeeken:
refrein
| |
4In nijpende koude! door sneeuwvlaag en wind,
Wordt 't kerkhof door Liesje betreden...
En bibberend van koû richt het lief kleine kind
Naar 't graf van haar moeder heur schreden!
Zij doet op 't graf 't manteltje af...
Opdat moesje geen koû zal lijden...
Bedekt zij den steen en dan meteen...
Vraagt zij vol snikken en schreien:
refrein
|
|