Een nieuw Nederlandsch verzen- en liedeboek(ca. 1860-1870)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Probatum. En of je j' al tot water huilt, Daar is 't niet meê gewonnen; En of je knort, en of je pruilt, 't Is alles onbegonnen: Neen, vrouwtjes! staat je man zijn kruin Een beetje schuin, Of staat zijn muts een beetje scheef.... Wat zwijgen en verdragen, Wat zoetelijk te plagen, Of om een' zoen te vragen, - Dat helpt hem weêr op dreef. Het onweêr aan de huwlijkslucht Groeit lang soms in 't verborgen; Kom, jaag die wolkjes op de vlugt, En vaag ze weg, die zorgen; De zon der liefde, wen ze lacht, Heeft groote kracht En scheurt de zwartste bui vaneen; - Wat zwijgen en verdragen, Wat zoetelijk te plagen, En om een' zoen te vragen, Joeg menig onweêr heen. Dus, vrouwtjes! houdt uw traantjes thuis, Uw voorhoofd zonder rimpel, En denkt - is 't somtijds al niet pluis - Wie wijs is, stelt zich simpel: En 't staat je beter dan kleedij Van kant of zij', Of wat je draagt tot sier of tooi; Want zwijgen en verdragen, Of zoetelijk te plagen, En om een' zoen te vragen, Maakt ieder vrouwtje mooi. Vorige Volgende