Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Hand en hoofd. Een kloeke hand, een rappe hand, Die acht ik waarlijk niet gering; Maar 'k weet toch nog een béter ding: Een helder, rijk en rijp verstand! Een hoofd, dat doordenkt en bevroedt, Eér dat de hand wat poogt of doet. Dus wèl de handen uit de mouw, En de' arbeid krachtig aangevat, Maar eerst bedacht, hoe dit of dat Het bèst te zetten is op touw: En iedren dag vier' Jufvrouw Hand Haar trouwfeest met Mijnheer Verstand! Vorige Volgende