Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Goê morgen. De dag ontsluit zijn gouden poort; Daar komt de zon met àl haar stralen, En dringt tot in de diepste dalen; En roept tot elk, met vriendlijk woord: Goê morgen! En naauwlijks hebben zij 't gehoord, Of bloem en vogels worden wakker; En 't klinkt, langs bosch en beemd en akker, In duizendvoud herhalen voort: Goê morgen! Dàt is een toon, die 't hart bekoort! - Wel-op, gij Slapers! laat dat zingen In huis en hart dan binnendringen; En zegt (als 't u tot arbeid spoort): Goê morgen! Hij, wien een goede morgen gloort, Hij mag, bij 't werken naar zijn krachten, Een' goeden dag en avond wachten: Tot eens hem stráalt, in hooger oord, Goê morgen! Vorige Volgende