Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] Gevangen. Ik mogt wel boeijen dragen, Hoe vrij ik ben van zin, En 'k gaf met welbehagen Gevangen mij er in; Maar rozen moet gij vlechten, Roô rozen en jasmijn; Zoo gij mij vast wilt hechten En ik uw slaaf zal zijn. Ik mogt wel kluisters dragen, Hoe vrij ik ben van zin, En 'k gaf met welbehagen Gevangen mij er in; Maar lokken moet gij vlechten Tot koorden van satijn; Zoo gij mij vast wilt hechten En ik uw slaaf zal zijn. Ik mogt wel ketens dragen, Hoe vrij ik ben van zin, [pagina 238] [p. 238] En 'k gaf met welbehagen Gevangen mij er in; Mogt mij uw arm omvlechten Gij, lieflijk maagdelijn! Dan wil ik knecht der knechten En slaaf der slaven zijn. Vorige Volgende