Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Zeg. De zon schijnt in den rozenhof: En Toôsje, Zelve een roosje Wie 't vinnig zonnestraaltje trof, Sluit de oogjes voor een poosje! Daar daalt een zachte schaduw neêr, Gegleden Langs haar leden, En half ontsluit zij de oogjes weêr, En hoort bedeesde schreden. Haar trouwen Liefste ziet het wicht Geslopen, Steelswijs loopen... Zeg! - deed ze de oogjes gants nu digt, Of deed ze gants die open? Vorige Volgende