Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Te land. [pagina 7] [p. 7] Oud en nieuw. 1. Zeg eens! - 'k hoor u altijd droomen Van den goeden 'ouden’ tijd: Zou er.... denk ik dan met spijt, Nooit een goede 'nieuwe’ komen?.... Maak' te schande, maak' te schande Al die prijzers van 't Verleên; Slaat de handen flink ineen, Wakkre Mannen in den Lande: Toon', dat er nog kracht en pit Ons in merg en beendren zit! 2. Zij het al niet met musketten, Zij het niet met zwaard en lans, Toch blijft ons nog schoone kans Om den vijand pal te zetten. Maak' te schande, maak' te schande Al die vechters voor 't Verleên, Sla' weêr moedig om u heen Wakkre Mannen in den Lande! Zorgt, dat Vroomheid, Vroedheid, Vlijt, 't Zwaard zij van den 'nieuwen’ Tijd. [pagina 8] [p. 8] 3. Zij uw weefgetouw het rapste Van het 'heele wereldrond; Klieve uw ploeg het best den grond; Blijve uw handelsman de knapste! Maak' te schande, maak' te schande Frankrijks fijnheid, Englands kracht, Duitschlands weten, Ruslands magt... Wakkre Mannen in den Lande! - Vrank en vrij, en stuur en stout Blijv' 'Jong’-Neêrland, als het 'Oud’! 4. Bindt dan, als in vroeger dagen, Naast de driekleur, aan uw mast Niet alleen den Bezem vast Om de 'Zee’ meê schoon te vagen.... Maak' te schande, maak' te schande Die hem 't Oude doel slechts wijdt: Toon', dat hij, in nieuwen tijd, Nog wel béter veegt te 'Lande’.... Dat hij nu het éérst en méést 't Onkruid veegt uit Hart en Geest! Vorige Volgende