Beschryvinghe van het ghene dat vertoocht wierdt ter incomste van d'excellentie des princen van Oraengiën binnen der stede van Ghendt
(1852)–Lucas de Heere– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
[Woord vooraf]De inkomst des prinsen van Oranje te Gent, den 29 December 1577, werd door de onlusten veroorzaekt, die op het sluiten der Gentsche Bevrediging, alhier ontstonden. Sinds tien jaren duerde de kryg voort tusschen Spanje en België, tusschen Philips II en de Staten dezer landen. Philips wilde de Vlamingen als de Spanjaerden willekeurig besturen, niet slechts in politische, maer ook in godsdienstige zaken. De Belgen, immer het vrye onderzoek eerbiedigende, waren over de hiertegen strydende en onwettiglyk ingevoerde plakkaten ontevreden, en begeerden niets meer dan het behouden der sinds eeuwen bestaende staetsinrigtingen. Het heffen van ontoegestane zettingen, het verblyf der spaensche krygsbenden te lande, de oprechting der nieuwe | |
[pagina 8]
| |
bisdommen en andere nieuwigheden veroorzaekten eene algemeene gisting. Krachtige vertoogen werden hierover aen het bestuer ingediend; maer daer deze in den wind geslagen werden, ontstonden welhaest beroerten en hevige opschuddingen, waerop koning Philips den hertog van Alba herwaerts zond, om door 't geweld der wapenen deze gewesten aen Spanje te onderwerpen. Alba's schrikbewind wrocht allerverderfelykst, en bereidde eene geweldige en schier onwederstaenbare terugwerking, die na den dood van zynen opvolger Louis de Requesens, by de muiteryen der spaensche troepen, zoo krachtig uitborst dat de ervaren veldoverste Juan van Oostenryk ze vruchteloos trachtte tegen te gaen en te stuiten. - Wanneer de Raed van State in 't jaer 1576 het bestuer des lands in handen nam, was hetzelve in eene deerlyke gesteltenis. Duizenden der aenzienlykste ingezetenen hadden het land verlaten; landbouw en koophandel, de twee voorname bronnen van welvaert en voorspoed werden op alle wyzen gestremd; maer de grootste overlast werd door het spaensch leger berokkend, die zonder tucht of ontzag baldadig en wreed te werk ging. Steden plunderen, ongewapende burgers vermoorden, het platte land verwoesten en immer om geld roepen, waren hunne voorname verrichtingen. Het was alsdan dat de Raed van State, by besluit van 29 July 1576, op 't verzoek der stad Brussel en der staten van Bra- | |
[pagina 9]
| |
band, de oproerige Spanjaerds wederspannig aen den koning en vyanden des lands verklaerde. De standen van Vlaenderen, bestaende uit de bisschoppen, abten, afgezanten der mindere steden, der kasselryen van geheel Vlaenderen met de vier leden des lands, vereenigden zich ook, den 14 September 1576, ten huize van 's konings stedehouder van Vlaenderen, den grave van Roeux, om hierover te beraedslagen: ‘In deze vergadering, zegt pater De Jonghe, werd in 't breed voorgehouden, hoe het spaensch gouvernement strekte om van Vlaenderen en geheel Nederland een conquest te maken, zoo bleek uit hunnen handel te Dendermonde, te Aelst en te Mechelen, met de inbreuke der privilegien, de oprechtinge van commanderyen onder hen van de verbeurde en geestelyke goederen; en vervolgens dat men behoorde te besluiten alle de Spanjaerden als stoorders van de gemeene rust uit het land te verdryven, en ten dien einde gezanten naer Brussel te zenden om zich met die van Braband, Henegouwen en andere landen te vervoegen.’ De voorstel werd met eenparige stemmen aengenomen, en als uitvloeisel dezes werd ook besloten troepen te lichten om de Spanjaerden, die nog het kasteel te Gent en de stad Aelst bezetten, weg te jagen. Het kasteel te Gent werd door de staetsche krygsbenden ingesloten, en de Spanjaerden werden welhaest gedwongen hetzelve na eenige weken beleg, den 11 November 1576, over te geven. Zy | |
[pagina 10]
| |
behielden lyf en goed; maer moesten zonder wapenen uittrekken. Ten zelfden tyde en gedurende dit beleg waren afgezanten van alle de provintien te Gent byeen gekomen om den vredehandel éen jaer te voren te Breda begonnen te hernemen, en eene overeenkomst en wederzydsch verbond tusschen de Nederlandsche landschappen te sluiten. Daer verschenen ten Stadhuize de gevolmachtigden van wege de abten, edelen, steden en landen van Braband, Vlaenderen, Artois, Henegouwen, Holland en Zeeland; en deze benaerstigden zoo zeer hunne werkzaemheden dat zy na weinige dagen over de byzonderste zwarigheden overeen gekomen waren. Het verdrag, bestaende in 25 artikelen, werd reeds den 8 November 1576, na het te Brussel door den Raed van State goedgekeurd was, ten tuine van het Stadhuis afgekondigd. - Deze vrede behelsde voornamelyk de volgende punten: 1o Men zou met vereende kracht de spaensche en andere vreemde soldaten uit het land verdryven en dezelve daer buiten houden. - 2o Zoo haest mogelyk de algemeene staten byeen roepen, als in 't jaer 1555, om bepaeldelyk over de vryheid der godsdienst een besluit te nemen, en over de terruggave der steden, sterkten, enz., vooral in de provintie Holland, den koning tocbehoorende. - 3o Alle de plakkaten op het stuk van kettery uitgegeven, mitsgaders de lyfstraffelyke ordonnantien van den hertog van Alba werden ingetrokken en | |
[pagina 11]
| |
vernietigd. - 4o De pilaren, opschriften, zegeteekenen, door den hertog van Alba opgerecht tot schande van 't land, zouden afgebroken worden. - 5o De uitwykelingen of derzelver weduwen, kinders of erfgenamen, zouden hersteld worden in hunne goederen, die niet verkocht of vernietigd waren. Dit waren, zoo men ziet, zeer gematige besluiten, en bestemd om een goed uitwerksel te hebben. Reeds vroeger had de provintie Vlaenderen van den Raed van State de verzekering bekomen dat geene belastingen meer zouden geheven worden, zonder toestemming der standen, en de stad Gent in het byzonder dat zy in al hare voorrechten en oude gewoonten zou hersteld worden, als vóor de afschaffing derzelve ten jare 1540. Des niet te min rees hier eene overdrevene party op, die met Jan van Hembyze aen het hoofd, ontevreden was over de vryheid van godsdienst, maer de Hervorming uitsluitend wilde gedoogen, en de herstelling der stadsprivilegien en oude kiezingwyze der schepenen oogenblikkelyk wilde heringevoerd hebben, waerover oneenigheid ontstond met den gouverneur van Vlaenderen, den hertog van Aerschot. Ondertusschen waren de vier leden van Vlaenderen te Gent byeen gekomen, en daer Hembyze voor eigen gevaer begon te vreezen, nam hy tot het uiterste geweld zynen toevlucht. Met behulp van Fr. van den Kethulle, heer van Ryhove, werden by eenen gewapenden volksoploop, al de | |
[pagina 12]
| |
hooge beambten en invloedhebbende persoonen gevangen genomen, de privilegien der stad Gent hersteld, en de hervormde godsdienst uitsluitelyk gedoogd, hetgeen strydig was tegen de bepalingen van de kort te voren geslotene vrede of pacificatieGa naar voetnoot(1). Het was te dezer gelegenheid dat de vier leden van Vlaenderen den prins van Oranje verzochten naer Gent te komen om de geschondene pacificatie te handhaven en de rust te herstellen. De prins van Oranje, die tot Ruwaert van Braband benoemd was en te Antwerpen verbleef, willigde hun verzoek in, en toog over Dendermonde naer Gent, waer hy den 29 December 1577 met geestdrift werd ontvangen. Om vier uren namiddag kwam hy langs de Dampoort in de stad, met den grave Jan van Nassau, zynen broeder, zittende in eenen duitschen wagen, vergezelschapt met een vaendel gewapende burgers van Antwerpen. Hy werd, door de schepenen van beide banken, en een groot getal voorname inwooners met negen vaendelen burgers en de busschieters, | |
[pagina 13]
| |
tot buiten de poort tegengegaen en geleid tusschen twee ryen burgers, die witte brandende fakkels droegen, tot aen het Hof van Wacken, te Poele, waer hy intrek nam. De straten langs waer de stoet henen toog waren ryk versierd en verlicht door menigvuldige toortsen en pektonnen; ook waren zy door drie theaters, waerop zinnebeeldige vertooningen gegeven werden, opgeluisterd. De eerste schouwburch was aen S. Jacobs-kerk opgerecht door de hoofdkamer der Nederduitsche Rhetoryken, gezeid: Jesus met de balsembloem, en aldaer werd Judas Machabeus vertoond, zyne vyanden met kleine heirkracht verwinnende. De vluchtende Spanjaerden werden door personnagien verbeeld, die Geweld, Roof, Moord en Verraed verzinnelykten, en die de Inquisitie, als een mager, leelyk vrouwmensch voorgesteld, wilden voorthelpen en hier in het land indringen. Eene personnagie Historie genaemd verwillekomde Zyne Excellentie met de volgende verzen: Doen het Nederlandt was seer ellendich gheschonden
Met doodelicke wonden,
Door 't spaensche ghebroet,
Sijt ghy, Machabeus, t' sijnder hulpe ghesonden.
Met de Staten verbonden
Hebt met u lijf en goet
Ons gheluckich bewaert als een recht vader doet,
En 's landts recht voorghestaen, synen vyandt verdreven,
Dies men Godt, als oorsprone, voor eeuwich prysen moet,
En u, door wien het landt dees weldaet is ghegheyen.
| |
[pagina 14]
| |
Op den schouwburch vóor het stadhuis werden twee zinnebeelden vertoond: de Gentsche Vrede en den Beschermer des Vaderlands; beide in schoone groepen voorgesteld. De maegd, die de Gentsche Vrede verbeeldde, was omgord met eenen sluijer van 's prinsen kleuren, waermede zy te zamen vereenigd hield, twee manspersonnagien, verbeeldende de eene de Katholyken, de andere de Protestanten. Deze maegd smeedde eene gouden keten van 17 schakels met de wapenen der 17 provintien, en onder het aenbeld lag de Tweedracht, als den hertog van Alba afgebeeld, die uit nyd zyn bloedend herte at. De derde schouwburch rees vóor het hof van Wacken, waer de prins intrek nam. Daer zat de Maegd van Gent te midden eenen kring ryk versierde juffers, allegorische beelden vertoonende, en omringd door 54 maegden met de wapenschilden der neringen van de stad. De Maegd van Gent bood den prins een open hart van fyn goud aen, waerin Sinceritas geschreven stond. - Toen de vorst was afgestapt werd hy door de hooge beambten en notabelen begroet en verwillekomd. Dit is de korte inhoud van het belangvolle werkje, dat wy hier uitgeven, en door den gelyktydigen schilder en dichter Lucas Dheere werd opgesteld; het vond zulken aftrek dat het in weinige maenden drie malen werd herdrukt. De eerste uitgave heeft tot titel: Beschryvinghe van hetghene | |
[pagina 15]
| |
dat vertoocht wierd ter incomste van d'Excellentie des prinsen van Oraengien, binnen der stede van Ghendt, den xxix Decembris 1577. Te Ghendt, by de weduwe van Pieter De Clerck, wonende te Putte, in de Witte Duyve. Anno M.D.LXXVIIJ. Op den titel tusschen het opschrift en den naem des drukkers is het wapen der stad Gent: de zilveren leeuw op een veld van sabel, omringd met eenen krans lauwer- en oranjebladeren. Het behelst 12 bladzyden, in kl. 4o zonder bladteekening. De tweede uitgave is nagenoeg aen de eerste gelyk, ter uitzondering dat er op den titel geplaetst werd: Van nieus vermeerdert ende verbetert; en ter laetste bladzyde het referein ingevoegd werd door L. Dheere vervaerdigd met het volgende opschrift: Refereyn ghepresenteert aen zijnder Excellentie t' synen vertrecke, den 15 January 1578. De derde uitgave is met eene andere letter gedrukt, en mogelyk wel in eene andere stad; zy draegt den Gentschen Leeuw ten titel niet, en onderaen, zonder melding van stad of drukker, staet alleenlyk: Ghedruckt in 't jaer Ons Heeren 1578. Eenige kleine veranderingen zyn aen den tekst toegebracht, onder andere in de beschryving van het vertoog vóor het stadhuis vindt men in de eerste uitgave: Werden door twee personnagien verbeeldt: een Catholick en een Protestant; in deze uitgave staet er bygevoegd: ‘Ghevende te kennen de vereenicheyt van beyde de voornoemde partyen | |
[pagina 16]
| |
deur desen paeys ghedaen.’ Ten zelfden tooneele smeedde de Maegd, die de Gentsche Pacificatie vertoonde, de keten van de 17 provintien, en onder het aenbeld lag eene manspersonnagie in 't volle harnasch met eenen langhen witten baerde, representerende den persoon van duc d'Albe; alhier staet alleenlyk: ‘Eene manspersonnagie in 't volle harnasch, genaemt Tweedracht.’ Zeer zeldzaem is dit werkje geworden, en slechts enkele exemplaren staen bekend. Te Gent bezit de heer Fr. Vergauwen, voorzitter der maetschappy, de eerste en de derde uitgaven; de heer P. Goetghebuer en de heer archivaris P. Van der Meersch hebben exemplaren der tweede uitgave. - Gemelde heeren hebben met de meeste bereidwilligheid hunne exemplaren my te leen gegeven, ten einde dezelve te vergelyken en eene zoo nauwkeurig mogelyke uitgave te verschaffen, waerover ik hier denzelven mynen openlyken dank toebreng.
Phs. Blommaert. |
|