Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
[pagina 281]
| |
XLIXste lied.
| |
[pagina 282]
| |
2[regelnummer]
Wij schreijen tranen; ach! wij weenen:
Wij zien de voorspoedszon,
Die ons zoo glansrijk heeft beschenen,
Gezonken in haar bron.
Wij zien den dart'len wellust blinken,
En stille ned'righeid,
Als in den diepsten afgrond zinken,
Waar zij uw' hulp verbeidt.
3[regelnummer]
O God! vloei, vloei in aller harten,
Die nog, met eelt omkleed,
Gevoelloos zijn voor al de smarten
Van Neêrlands drukkend leed.
Och! maak ons allen boetelingen,
Door 't reinste schuldgevoel,
Opdat wij uwen troon omringen;
Naar 't heilig Godd'lijk doel!
| |
[pagina 283]
| |
4[regelnummer]
Natuur verbleekt bij d'euveldaden;
Geheel de schepping zucht,
Zoo lang de zondaar U blijft smaden,
Weêrspannig U ontvlugt.
Het hart, in rouw tot U gevloden,
Met zonden zwaar belaân,
En 't schreijend' oog, geprangd door nooden,
Ziet Gij ontfermend aan.
5[regelnummer]
Gij zet de liefdebron nog open,
Die voor den boet'ling vloeit;
Dit doet ons, Heer! op vruchten hopen:
Aan jezus kruis gegroeid!
De doornen mogen zich verheffen,
Op 't donker levenspad;
Gij maakt de struikelingen effen,
Door 't bloed uws Zoons bespat.
| |
[pagina 284]
| |
6[regelnummer]
Verschoon al onze wanbedrijven;
Wij smeeken om genaê;
Verkwik ons door de vreê-olijven,
Gegroeid op Golgotha.
Gij toch verstoot geen boetelingen;
Gij wenkt hen tot uw' troon,
Om van bevrijding blij te zingen,
In uw' gekruisten Zoon!
|
|