Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
[pagina 19]
| |
IVde lied.
| |
[pagina 20]
| |
2[regelnummer]
Bij 't zien van pligt, om God te minnen,
Gevoel ik moed noch kracht,
Om al den weêrzin t'overwinnen,
Die mij beheerscht met magt.
God doet mij door 't gevoel beseffen,
Hoe vaak de worm der smart
Zich, in mijn' boezem, blijft verheffen,
En knaagt aan 't schuldvol hart.
3[regelnummer]
De zonde blijft Gods liefde haten,
Voert niet dan boosheid aan;
Zou ik de bron des heils verlaten,
En 't pad der onrust gaan?
Zou ik van Hem gestadig zwerven,
En, in een' wereldzee
Van duizend zielsgevaren, derven
De blijde hemelreê?
| |
[pagina 21]
| |
4[regelnummer]
Neen: lieve jezus! zie mij vlugten
Tot U, die zielrust schenkt;
En 't angstvol hart, na bange zuchten,
Met levenswater drenkt;
Hoe ook vermoeid en afgestreden,
Door zonde neêrgedrukt,
Die tot U vlugt, zal 't pad betreden
Waarop men rozen plukt.
5[regelnummer]
Ik vlugt naar U, die den belasten
Ontheft van druk en kruis;
Die hongerigen wilt vergasten,
Door 't goede van uw huis;
Zie 'k Horeb bliksems schieten, beven:
Gij leedt op Golgotha,
Om aan vermoeiden rust en Ieven
Te schenken, uit genaê.
| |
[pagina 22]
| |
6[regelnummer]
Och! doe mij, Heer! die zielrust smaken,
Die 'k op mijn levenspad
Behoef, om uit den strik te raken,
Die knellend' mij omvat.
Doe mij dien zielenbalsem vinden,
Die wond bij wond geneest,
Laat uwe hand mij zacht verbinden,
Dan leef ik onbevreesd! -
|
|