Familie en kennissen
(1876)–François Haverschmidt– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Aan mijn oudersHet is misschien een beetje kinderachtig van mij (ik wil zeggen dat er mogelijk wel wat te groote ingenomenheid uit spreekt met mijn eigen geschrijf), maar ik wensch mijn boekje op te dragen aan U. Nooit had ik gedacht dat het een boekje worden zou. Het waren maar van die losse stukjes (of gedeelten van stukjes) die ik hier en daar heb voorgelezen, en ze vormen dan ook zoo weinig een geheel dat zij elkaar op allerlei punten tegenspreken. Doch niemand zal zich daarover minder verwonderen dan Gij, omdat niemand beter weten kan hoe haast alles wat in dit boekje te lezen staat louter verdicht is. Alleen dat van de Pastorie van Grootvader, dat lijkt wel wat op een verleden waaraan ook Gij nog met dankbare liefde terugdenkt. En ja, dan is er nòg iets in mijn boekje, dat is ook niet verzonnen. Ik hoop namelijk dat ik hier en daar den indruk geef van een recht gelukkige jeugd te hebben gehad; en als er iets waar is, dan is dàt het. En nu wil ik het meteen maar zeggen, hier dat alle menschen het lezen kunnen, hoe Gij het zijt die ik daarvoor danken moet, Gij die voor Uwe kinderen altoos de beste vader en moeder waart. Moogt Gij het nog wat blijven, en steune U daartoe onder de bezwaren van den ouderdom die goede God, aan wien Gij ons steeds hebt leeren gelooven, minder met woorden dan door de bewijzen van Uw eigen goedheid. - Uw
S. 1876 F. |
|