De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Voor mijn Moeder Niets is zo kwetsbaar, Moeder, als Gij zijt, roerloze kaarsvlam op albasten blaker, zo schoon, dat zeer ontroerd de grote Maker van U verwijderd houdt de driftige tijd. Wanneer de deuren slaan wakkert de vlam; de Liefde waakt rond dit serene branden: er is het schutten door ontroerde handen vrezend, dat dood dit kostbaar leven nam. Het Leven kan geen and're winsten geven, dan wat door U zo schoon verworven is: de angst der kind'ren voor een droef gemis, hun zorgzaam waken rond Uw tere leven. Alles wat kwetsen kan aan ruwe vlagen hebben wij samen van U weggedaan; het jaar was zacht - er hangt nog bloesem aan de najaarstakken - zo Uw late dagen. En wij verlachen onze angst voor morgen, waar Gij de diensten weert, die elk bedrijft en zegt, dat Gij alleen voor óns wilt zorgen, schertsend, dat Gij tot aan Uw eeuwfeest blijft. Vorige Volgende