De nagels in het vlees(1945)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Wie zo gehavend binnen komt.... Wie zo gehavend binnen komt, wordt hier niet meer erkend; die sluite zich gelaten aan bij 't doden regiment. Daar zijn zo vreemde knapen bij, dat men verwonderd vraagt, hoe God nog door een restje mens het volle leven jaagt; die hebben nauw' een tiende nog van wat men hebben moet; die zijn allenig nog wat been, wat pees, wat vlees, wat bloed. Die sluiten zich in groepjes aan zo van een romp of vijf, en zo een groep lijdt het bestaan van half-volwaardig lijf. Eén heeft nog ogen, en die ziet ontsteld de andere vier, maar nog ontstelder ziet zich zelf, een pootloos mormeldier. Eén heeft nog oren en die hoort de vloek van alle vijf, en een is tussen armen in een schomm'lend monsterlijf. En een heeft niets meer dan de reuk en alles rot hem af; de jongen met de schedelbreuk kreunt om het massagraf. Die met de armen rijdt op hem, [pagina 28] [p. 28] de handen aan weerszij; hij gilt en schatert, zonder stem, en slurpt de hersenbrei. Dat zijn maar vijf, dan vijf maal vijf; en dat in het quadraat; daar zijn genoeg, dat lijf aan lijf de evenaar beslaat. Ze moeten malle kunstjes doen en worden nooit erkend; en 't zijn de schoonste lui van toen, dit doden regiment. Vorige Volgende