De gemeente Utrecht
(1956)–E.J. Haslinghuis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VoorberichtDe Geïllustreerde Beschrijving van de Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, samengesteld en uitgegeven vanwege de Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving, behandelt:
Voorts worden in het kort vermeld openbare en particuliere verzamelingen op het gebied van geschiedenis en kunst, en wel, wat particuliere verzamelingen betreft, voornamelijk die, welke door hun betrekkingen tot de plaats en omgeving een duurzaam karakter hebben verkregen. Verdwenen monumenten worden in het algemeen niet behandeld, tenzij hun constructie licht zou kunnen werpen op de bouwgeschiedenis van nog bestaandeGa naar voetnoot* De monumentenbeschrijving heeft ten doel de kunstschat, ons nagelaten door het voorgeslacht, zo getrouw mogelijk in woord en beeld vast te leggen en in wijde kring bekend te maken. Vergelijkende kunsthistorische beschouwingen worden in de beschrijving niet gegeven, uitsluitend het materiaal daartoe voorgelegd. De opgave van literatuur is beperkt tot datgene, wat bij de samenstelling van de tekst met vrucht geraadpleegd is. Onderzoek in archieven behoort in beginsel niet tot de taak van de monumentenbeschrijving. De gemeente Utrecht bezit evenwel in haar Topografische Atlas een zo rijk voorziene, goed geordende en overzichtelijke verzameling oude afbeeldingen van haar monumenten, verder ook enkele Hss, als die van A. van Buchel en G.G. Calkoen, waarin een schat van historische gegevens over de gebouwen te vinden is, dat het lichtvaardig zou zijn deze, althans wat de belangrijke betreft, ongeraadpleegd te laten. De rangschikking van het materiaal is aldus: Aan de bespreking van de namen der stad en de beknopte behandeling van haar wapen, zegel, munt en keur gaat vooraf een kort overzicht van haar geschiedenis, met het oog vooral op haar voornaamste monumenten en haar configuratie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VI]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan volgt de beschrijving van: de verdedigingswerken (waarbij een samenvatting van hetgeen aangaande het bedolven Romeinse castellum bekend is geworden niet mocht ontbreken). de bruggen, werven, kluizen, wedden, immuniteiten enz.; de militaire dienstgebouwen; de wereldlijke gebouwen: paleizen, Rijks-, gewestelijke en stedelijke dienstgebouwen; de kerkelijke gebouwen: kerken, kerktorens, kapellen, kloosters en kloostergangen, claustrale huizen enz.; de gebouwen ten dienste van instellingen van liefdadigheid, onderwijs, wetenschap en kunst; de particuliere gebouwen: woonhuizen met hun interieurs; de musea e.a. openbare verzamelingen (waarbij een opsomming van de in de stadsbodem gevonden Romeinse en middeleeuwse oudheden). De eigenlijke beschrijving van een monument wordt, na de vermelding van de gebezigde litteratuur (een enkele maal ook van bronnen), ingeleid door a. een opgave van oude afbeeldingen en b. een overzicht van de voorhanden geschiedkundige gegevens, in het bijzonder van bouwdata; zij wordt, waar mogelijk, besloten met een bouwgeschiedenis, althans een bepaling van de bouwperioden zoals de schrijver die aanneemt te mogen vaststellen op grond van de door het gebouw en zijn onderdelen verstrekte gegevens getoetst aan de onder a en b bedoelde. Kortheidshalve worden de dateringen aangegeven door een Romeins eeuwcijfer, liefst aangevuld met de letters A of B om de eerste of tweede helft der eeuw of met de letters a, b, c, d om een der vierendelen van de eeuw aan te duiden. De woorden rechts en links zijn gebruikt in subjectieve zin behalve in heraldieke beschrijvingen. Wat enkel de eerste aflevering aangaat, zijn de monumenten beschreven naar de staat waarin zij voor 1953 werden aangetroffen. Met wijzigingen en ontdekkingen nadien is hier dus geen rekening gehouden behoudens in een enkele noot. In 1954 zijn enige omliggende gemeenten of gedeelten daarvan bij de oude stad ingelijfd; de beschrijving van de enkele daar aanwezige oude gebouwen en overblijfselen van de buitenste verdedigingslinie volgt achter in de laatste aflevering. Hierin worden tenslotte ook de naam- en zaakregisters opgenomen.
De tekst van dit werk is samengesteld door Dr. E.J. Haslinghuis, oud-onder-directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg en oud-secretaris van Afd. A der v.m. Rijkscommissie voor de monumenten. Op zijn aanwijzing werd ook het merendeel der fotografische opnamen en een groot deel der opmetingen gemaakt. De beschrijving der schilderijen geschiedde, op enige uitzonderingen na, door wijlen Dr. C. Hofstede de Groot. Bij de samenstelling van dit werk werd van verschillende zijden medewerking onder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VII]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
vonden welke de Rijkscommissie zeer op prijs stelt. Erkentelijk is zij allereerst H.M. de Koningin die goedgunstig toestond enkele oude tekeningen in Haar verzameling te Soestdijk te reproduceren. Dank is verder verschuldigd aan de archivaris der gemeente Utrecht Mr. J.W.C. van Campen en zijn ambtenaren, de heren G. Brinkhuis en G. van Klaveren Pz., die, steeds bereidvaardig, menige nuttige inlichting verstrekten en de raadpleging van de Topografische atlas, alsook het opnemen van vele foto's naar afbeeldingen in deze verzameling vergemakkelijkten. Niet vergeten mag worden de medewerking van de Commissarissen der Koningin, achtereenvolgens de heer M.A. Reinalda en Mr. C.Th.E. graaf van Lijnden van Sandenburg, die hun ambtswoning (Paushuize) voor de beschrijver en de fotograaf openstelden, en van de referendaris ter Prov. Griffie, de heer J. Küppers, die zijn bemiddeling daarbij verleende. En evenmin die van het hoofd der gemeente, burgemeester Jhr. Mr. C.J.A. de Ranitz en zijn kabinet bij het beschrijven en opnemen der Stadhuisgebouwen. De Commissie is voorts de directie van Gemeentewerken met name de onderdirecteur Ir. J.J. Planjer en de archiefbeheerder de heer J.C. Kercher erkentelijk voor enige door hen verstrekte tekeningen en faciliteiten. Van de architect Ir. P.H.N. Briët te Hilversum en van de heer W. Stooker, hoofd van de Afd. Monumentenzorg bij de dienst van O.W. der gemeente, verkreeg de schrijver herhaaldelijk gewaardeerde inlichtingen, in het bijzonder over het werk van Utrechtse bouwmeesters der XVIIe eeuw en over bij restauraties en verbouwingen gedane vondsten, veelal vergezeld van opmetingen en foto's. Evenzo van architect Th. Haakma Wagenaar aangaande de restauraties van de Domkerk en -toren, de Buur- en de St. Jacobstoren. Voor de beschrijving van de verdedigingswerken kon de schrijver voordeel trekken uit aanwijzingen van kolonel W.H. Schukking, voor die van de St. Janskerk en de Dom genoot hij de toelichtingen van de heer W. Chr. de Haan, onder wiens toezicht de herstellingen van deze kerken uitgevoerd zijn. Bij het nagaan der bouwgeschiedenis van het vm. Paleis van Koning Lodewijk Napoleon, nu Universiteitsbibliotheek, kwamen de mededelingen van de heer G.A. Evers, voorheen conservator van deze instelling, zeer te stade. De directie van het Centraalmuseum, in de persoon van achtereenvolgens wijlen Mr. W.C. Schuylenburg, Jvr. Dr. C.H. de Jonge en Mej. Dr. M.E. Houtzager, komen woorden van dank toe voor de bereidwilligheid waarmede zij verlof gaven tot het fotograferen van verschillende voorwerpen uit het museum; Jvr. Dr. de Jonge verleende bovendien medewerking bij de inventarisatie van het oude kerkzilver in het bezit der Oud-Katholieke Kerk. Deze laatste beschrijving had, in de jaren 1927 en 1928, niet zo omvattend kunnen zijn ingezet, indien Mgr. E. Lagerwey, toenmaals pastoor der O.K. St. Gertrudiskerk, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina VIII]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Mgr. F. Kenninck, toenmaals bisschop van Utrecht der Oud-Bisschoppelijke Clerezij, niet ruimschoots gelegenheid daartoe hadden geboden. Met dezelfde intentie mogen ook worden genoemd de andere kerkelijke besturen (voorop dat van de Domkerk met de hoofdkoster, de heer Kormelink, voorts de heer A.M. van Akerlaken, koster der St. Pieterskerk) en waardigheidsbekleders, ZEw. heren pastoors en predikanten op wier belangstelling de schrijver zo vaak kon rekenen.
Omtrent de figuurlijke en illustratieve voorstellingen dient het volgende te worden vermeld. De tekeningen naar opmetingen, nagenoeg alle bewaard in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn in het algemeen uitgevoerd op een schaal 1:100, de details 1:5 resp. 1:10. De stadsplattegrond met de aanduiding der voornaamste monumenten 1:2500. Het ‘Paleis Lofen’ 1:50, details 1:5. De situatietekening van het Domplein 1:400, die van de Oudegracht bij Huis Oudaen 1:400. De plattegrond van de Statenkamer c.a. naar opm. van A.J.M. Mulder en die van het Duitse Huis 1:200. De verkleining t.b.v. de reproductie is doorgaans viermaal dus 1:400, voor ‘Lofen’ echter 1:300 (details 1:20), voor de situatietekening van het Domplein 1:1400, voor die van de Oudegracht 1:800. De tekeningen zijn voor verreweg het grootste deel uitgevoerd door de heer H. van der Wal, bouwkundig ambtenaar A bij de Rijksdienst van de Monumentenzorg, hetzij zelfstandig, hetzij naar, of bijgewerkt naar, gegevens van voornoemde heer W. Stooker, verder van de Rijksgebouwendienst, van Gemeentewerken, in de Topografische atlas van het Gemeentearchief, een enkele ook naar opmetingen van wijlen de heer W.H. Hemsing, eertijds bouwkundig ambtenaar bij het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, en naar die van wijlen de Rijksarchitect A.J.M. Mulder, eertijds verbonden aan het Departement van Binnenlandse Zaken.
Overzicht van de herkomst en de bewerkers der voornaamste gebezigde opmetingen en tekeningen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina IX]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina X]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de herkomst en vervaardigers der foto's: Het overgrote deel bestaat uit opnamen door de heer G.T. Delemarre, technisch hoofdassistent bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Van de overige worden hier vermeld: m.e. bestrating bij Wijde Doelen door de heer W. Stooker; Manenburg (binnenplein) door Ir. J.H. Plantenga; ‘Lofen’ (noordelijke boog in de kelder), Paushuize (voorgevel, St. Salvatorbeeld en inwendig van vm. Statenzaal), vm. Paleis van Lodewijk Napoleon (bassecour) door de heer J.P.A. Antonietti, eertijds fotograaf aan het Rijksbureau; Gerechtshof (oude voorgevel) door de heer N. Jesse te Ameide; Stadhuis (voorgevels), stadsbeeld van Wyckskade door Mr. A. Menalda; details van verschillende gebouwen door wijlen de heer W.A. Hemsing. De reproductie van het panorama van Utrecht, tekening door A. van den Wijngaerde is gemaakt naar een foto van de Bodleian Library te Oxford, die van een gezicht op de Oudegracht door Jacob van Ruysdael naar een foto van het Museum Boymans te Rotterdam en die van een schilderij voorstellend het kasteel Vredenburch en omgeving naar een foto van het Rijksmuseum te Amsterdam.
's Gravenhage, 1956.
De Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving,
Mr. J.W. FREDERIKS, voorzitter.
P.J. VAN DE VELDE, secretaris. |
|