Donderdag 20 maart 1941
Gisteren vertelde Minister Steenberghe mij van een onderhoud, dat hij met den Britschen Minister van Scheepvaart, Ronald Cross, heeft gehad inzake nieuwbouw van schepen voor onze handelsvloot op de Engelsche werven. Ons standpunt is, dat wij ten volle deelen in de zware verliezen en dus ons aandeel in den nieuwbouw dienen te hebben. In beginsel is Cross accoord gegaan, mits wij ook deelen in het bouwen van de duurdere schepen in Amerika en ook ons deel nemen in de Amerikaansche ‘tweedehandsch’-schepen, welke Engeland krijgt; tenslotte komen al deze aanwinsten eerst na den oorlog onder Nederlandsche vlag. 't Geheel is niet onredelijk, maar 't is ons goede recht, nu onze eigen werven door de Duitschers zijn bezet.
De onderhandelingen over deze zaak duurden al vele weken voort zonder veel vordering te maken, dus wij zijn wel wat opgeschoten.
Intusschen is ons reeds voorloopig meegedeeld, dat men met een verzoek bij ons komt binnenkort om weer een aantal schepen uit de ‘reserved lines’; dat zijn de Indische schepen die op Amerika, Japan, China, Australië, Zuid-Afrika onder ons eigen beheer zijn blijven varen. Dat zal een zware klap voor den Indischen uitvoer zijn, maar de Engelschen hebben zelf al vrijwel al hun booten uit de Pacific weggehaald en de Amerikaansche lijnen toegelaten. Hoe raakt men die later ooit weer kwijt. ‘But there is a war on’ en wat moet men doen? De Britten willen liefst 20 schepen hebben.