Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdZaterdag 7 december 1940Heb in den kelder van Stratton House, het Regeeringsgebouw, overnacht in een klein kamertje, net een cel, waar niets in was dan een houten brits met jute overtrokken, een matras van 1½ cm. en een grof kussen met twee soldatendekens. Ik was daar geheel alleen, want de maréchaussée en wat andere menschen, die er ook plegen te slapen, lagen onder een ander deel van het gebouw. Ik moest denken aan al die Hollandsche geïnterneerden, die zonder vooruitzichten, zonder verhoor al maanden en maanden in een cel slapen en ook overdag niets hebben. En aan mijn broer Nev, waarvan ik niet eens weet, hoe hij het heeft. 't Was zóó al luguber genoeg! Overigens was de luchtaanval juist dezen nacht heel kort en licht, ondanks het prachtige weer en de heldere maan, merkwaardig, omdat de Duitschers met hun griezelige systematiek Vrijdagnacht voor Londen's West End plegen te bewaren. Overigens hebben de Duitschers hun zware aanvallen in de laatste weken telkens geconcentreerd op de grootere provinciesteden: Coventry, Birmingham, Bristol, Southamptom en andere. Vooral Coventry en Southampton hebben het zéér zwaar gehad. Dáár is trouwens weinig luchtafweergeschut. De vijand doet die aanvallen met vele honderden toestellen tegelijk: het moet voor de arme menschen ontzettend zijn. Vóór ik ging slapen heb ik nog een wandeling gemaakt en heb weer eens een kijkje genomen in twee Underground Stations; daar liggen de menschen nu al twee maanden 's nachts bij duizenden: berustend, betrekkelijk opgewekt, vooral vrouwen en kinderen. Daarna heb ik in Stratton House nog een tijd zitten praten met wat Hollandsche maréchaussées, die de wacht hebben. Héél flinke kerels, Brabanders, allen van 45-55 jaar, die héél erg naar huis verlangen. Van hun gezinnen weten ze heel weinig: alleen, dat ze al vervangen zijn en dat hun vrouwen uit de kazernes weg moesten..... Wel schijnen die 2/3 van hun salaris te krijgen. Deze brave menschen zitten in dit vreemde land, zonder aanspraak; hun gewone dienst is bij de politie in onze grensplaatsjes; nu houden ze wacht en slapen in een kelder van Stratton House..... Wéér een nieuw aspect van dezen fraaien oorlog. Gisteren heeft men hun en wat schepelingen, die juist in Londen zijn, in een Hollandsch restaurant een | |
[pagina 213]
| |
Hollandsch Sinterklaas diner aangeboden: Hollandsche biefstuk met gebakken aardappelen en bier en ouwe klare vóór. Ze smulden er nog van nà. 't Was eigenlijk ontroerend en ik word mij bewust, dat ik eigenlijk veel te veel mij heb opgesloten in mijn eigen lot, dat materieel nog heel goed is; maar we verlangen allen even verschrikkelijk naar onze gezinnen. Vanmiddag uit Batavia opgebeld door Idenburg over zijn a.s. ontmoemoeting met Boerstra en Jongejan (zie bldz. 518Ga naar voetnoot412). Manilla als ontmoetingsplaats kon niet doorgaan omdat Boerstra en Jongejan daarvoor geen visum konden krijgen; daarna werd tot Tokyo besloten, maar dat levert te veel gevaar op voor publiciteit. Vervolgens, op mijn voorstel: Shanghay. Nu belt Idenburg op, dat dit toch niet geschikt wordt geacht bij nader inzien: de Gouverneur-Generaal stelt thans voor Boerstra en Jongejan met een militair vliegtuig naar een geheime plaats in den Archipel te brengen en Idenburg evenzoo: 't plan lijkt mij wel geschikt. Maar Welter, die ik er over telefoneerde naar Croome Court, wilGa naar voetnoot413 er persé niet aan, omdat met de Koningin en Gerbrandy was afgesproken, dat de samenkomst niet binnen den Archipel zou plaatsvinden; ik had nu maar aan Van Starkenborgh de uitvoering overgelaten, maar Welter durft het niet aan en wenscht vast te houden aan Shanghay: ik heb in dien geest voor hem aan den Landvoogd geseind. Mijn brief van 16 October (bldz. 454 en volgendeGa naar voetnoot414) aan Van Mook heeft hij, blijkens een telegram, dat ik dezer dagen ontving, gekregen; bij mijn telefoongesprek met Idenburg ried ik hem aan dezen brief aan Van Mook ter lezing te vragen vóór hij Boerstra en Jongejan tegemoet ging; ik verwees hem vooral naar bladz. 7, 2e alinea, waar ik schreef, dat de wensch van het Britsche publiek om den oorlog door te zetten, misschien zou veranderen, als zou blijken, dat (en ‘indien’!) Hitler bereid zou zijn geheel West-Europa vrij te geven en daarvoor waarborgen te bieden. Hij zou de brief opvragen; misschien doet hij er zijn voordeel mee en gaat het denkbeeld verder en..... ‘Wishful thinking’ voor de zooveelste maal! Stel je voor, dat ik op mijn ééntje een succesrijk vredesoffensief zou hebben ontketend! Ik schreef reeds vroeger, dat we allemaal een beetje gek worden. 's Middags een flinke wandeling met Poelang gemaakt; hij loopt me al overal na en kan niet hebben, dat ik zonder hem de kamer uitga. Het is hier nu een paar dagen verkwikkend rustig en ik doe wat ik wil - voor zoover dat onder de huidige omstandigheden mogelijk is. |
|