Het geestelijck bieken, of geestelycke sangh-dichten
(1674)–Herman Harts– AuteursrechtvrijOp de Feest van de Hemelvaert van Maria.Quae est ista quae ascendit? Cant. 3.6. & 6.9. & 8.5. Wie is dese dewelcke opgaet? Ter in Canticis in Persona Angelorum quaeritur: Quae est ista? Non tantum quia Personae mirantur Excellentiam: sed forsan, quia dulce nomen Mariae sibi desiderant responderi. Richard.à S. Laurent. lib. 1. cap. 2. In de Cantiken wert drymaels van d' Engelen gevraegt: Wie is dese? Niet alleen, om datze verwondert syn van die Excellentie, maer mischien, om datze wenschen, dat hen geantwoordt wert den soeten Naem van Maria. | |
Op de Wyse: O Hyligh saligh Bethleëm.
Ga naar voetnoota HOe vol, Maria, syde gy
Van Godt, en Goddelycke gaven?
Vol voor u, overvol voor my.
G'en syt niet van de dwase Mag'en,
2[regelnummer]
Ga naar voetnootb Maer wyser als de wyste al:
Die vry toch syt van achterdencken,
Dat immer u ontbreken sal,
Hoe vele gy oock kompt te schencken.
| |
[pagina 102]
| |
3[regelnummer]
Ga naar voetnoota Het geluck vloedt op uwe Ree
Van al de Hyligen te gader:
Gelijck de vloeden in de Zee
Al komen elck een door zyn ader.
4[regelnummer]
O!Ga naar voetnootb Bruydt u Borsten syn gelyck
Aen Davidts Toren, naer 't getuygen
Van Salomon, voor ygelyck,
Om daer weldaden uyt te suygen.
5[regelnummer]
Ga naar voetnootc 'k Sien 't Vel van Gedeon bedouwt,
En g'heel doortrocken; dat geringe
Stort uyt, als ymandt bidt, of douwt,
Veel gratien: Maersonderlinge
6[regelnummer]
Als ymandt wat sterck douwt, of bidt.
Dat wy door ondervindingh leeren:
Ga naar voetnootd Wie aen u deur gestadich sidt,
En sal niet treurich van daer keeren.
7[regelnummer]
Ga naar voetnoote Den Hemel, ende Aerde sou
In asch vergaen, en eer verdwynen,
Dan ymandt u ô! Liefste Vrouw
Sou toonen te vergeefs zyn pynen.
8[regelnummer]
Ga naar voetnootf O! VVyngaert, die u Rancken wyt,
En breedt uytreckt tot aen de Palen
Der Zee, en yder een verblyt
Die op u denckt in zyne qualen.
9[regelnummer]
Ga naar voetnootg Gy syt den soete Dageraet
Die eyndt de nacht, en baert de Sonne.
VVy waren al in slechte staet,
En waer de doot door u verwonne.
10[regelnummer]
Ga naar voetnooth O! kostelycken Acker, waer
Den groote schat leydt in verborgen;
Die groot, en ryck maeckt altegaer,
| |
[pagina 103]
| |
Wie dien vindt door u besorgen.
11[regelnummer]
Ga naar voetnoota De sondaer kryght vergiffenis
Door u van alle zyn misdaden;
En die nu gerechtveerdicht is,
Wert hyliger door u genaden.
12[regelnummer]
Ga naar voetnootb De zielkens in het Vagevier
Die werden bly, als van u hooren;
Gelijck den krancken zyn getier
Neer leyt, om een bly woordt in d'ooren.
13[regelnummer]
Ga naar voetnootc t' Gediert, dat Ezechiel sagh,
Hadt oogen buyten, ende binnen:
Maer gy siet helder, als den dagh
Den nootvan al, die u beminnen.
14[regelnummer]
Ga naar voetnootd En oft oock niemandt u en vraeght,
Daer wyn gebreckt, oft ander saken;
Gy syt de vrouw, die sorge draeght,
Om de bedruckte te vermaken.
15[regelnummer]
Ga naar voetnoote Die Christus met de Mondt aen't Cruys,
En 't gebooght hooft my heeft gewesen:
Daer Soon nempt dese in u huys:
Ga naar voetnootf Wie haer lief heeft, die sal lief wesen.
16[regelnummer]
Ga naar voetnootg O! wonder Biese mande, wie
Den ware Moyses hebt ontfangen,
Tot algemeen verlossingh: Die
Ons eenich hop is, en verlangen.
17[regelnummer]
Ga naar voetnooth Wie kompt tot hem, als door u handt?
Ga naar voetnooti Die 't kindt wilt vinden, soeck de moeder,
Ga naar voetnootk En soeck oock met de moeder: wandt.
Gy syt de stadt self van ons Broeder
| |
[pagina 104]
| |
18[regelnummer]
O overschoon, en wyse Saâr!
Ga naar voetnoota Wie met u gaet, gaet seker wegen.
Ga naar voetnootb Gy hebt de goede Moedenaâr
Geluckigh aen u zy gekregen.
19[regelnummer]
Ga naar voetnootc Seght ey! seght dat g' ons Suster syt,
Op dat de Duvelen ons myden;
En Godt wil inder eeuwichyt
Om uwe naem gebenedyden.
20[regelnummer]
Ga naar voetnootd O Naem! ver boven alle naem
Der menschen, en der Creaturen;
De Engelen oock, aengenaem;
Die vragen, alze u op- vuren.
21[regelnummer]
Zy vragen eens, en meer dan eens:
Wie is toch dees, die wert verheven?
Vol glorië, en even eens
Als Koningin in 's Hemels leven.
22[regelnummer]
Men vraeght soo dickwils hoe gy heet,
Om u soo dickwils te doen namen:
Hoe wel een ygelyck u weet.
Te syn Maria Ons Vrouw. Amen.
|
|