Inleidend woord.
Een gezond en frisch jongens- en meisjesboek kan in dezen tijd van film-sensatie en maniacaal bioscoop-bezoek een psychisch wonder verrichten ten bate van de jeugd. Voor een boek van echte jeugd-vreugde en jongens-humor is altijd plaats; daar is altijd vraag naar en dit boek van D. Hans geeft daarvan op schier elke pagina.
De geachte schrijver vertelt uit zijn jeugd, fantaseert met talent om wat hij aan joligs en oolijks doorleefd heeft heen en maakt het geheel tot een boeiend verhaol, waar onze jongens en meisjes van zullen smullen en waar wij ouderen nog heusch wel van kunnen meesmullen, als we althans nog niet te veel verzuurd zijn om van een relaas van onbedorven jongenspret te genieten.
Ik ben om één reden altijd jaloersch op Hans. Hij heeft nog zoo veilig kunnen bewaren dat echte enthousiasme, dat jeugdige vuur voor de sport. Die kwaliteit is het, die hem bij uitstek geschikt maakt een boek als dit te schrijven. Daarom ook doet het zoo echt en onopgesmukt aan; daarom mist dit werk van Hans de gewrongenheid in den stijl van den man van middelbaren leeftijd, die zich voor de jeugd te schrijven zet. De bekwame penteekenaar Menno is er wonderwel in geslaagd, dit werk te verluchten met zeer veel aardige en geestige teekeningen, die zich bij den soepelen tekst goed aansluiten.
Het is een goede gedachte geweest van de Handelmaatschappij R.S. Stokvis & Zonen om den heer Hans