'Verlichte vrijheid. Iets over een denkbeeld in imaginaire reizen'
(2002)–A.J. Hanou– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Verlichte vrijheid
| |
InleidingDie bekende Vrijheidsmaagd - in losse kledij, vrijheidshoedje op; speer of vrijheidstoorts in de vuist - is die niet wat te dictatoriaal? In de laatste decennia van de achttiende eeuw zien we nauwelijks een andere vrijheid dan deze dame. Zij is de onafscheidelijke beschermvrouwe van de veelschrijvende patriotten. Haar hoed past geen tirannenhoofd. Haar eer wordt door het volk, niet door de heersers, beschermd. Haar doden is godslastering. Zon, licht, bliksem zijn haar attributen. Op grond van patriotse gelegenheidspoëzie en dito proza vallen nauwelijks begripshistorische conclusies te trekken. Duidelijk is slechts, dat deze slagmaagd Vrijheid, hoedster van de rechten van haar Bataven, zich rond 1795 een monopoliepositie heeft weten te verwerven, en andere dames Vrijheid uit Hollands tuin gebannen heeft. Slechts zelden worden die laatsten nog bezongen. Maar het komt nog voor: zo dicht Kinker over het licht van de innerlijke Vrijheid, een licht dat laat zien waar verantwoordelijkheid en plicht beginnen.Ga naar eind2 Kinkers ‘vrijheid’ heeft misschien heel wat gemeen met andere terzijde geschoven zusjes van de politieke vrijheid die ‘Vrijheid’ zijn bij de ook in de achttiende eeuw nog zeer bekende Ripa.Ga naar eind3 In diens Beeldespraeck vinden we ‘Vrijheid’ verbonden met: ongebondenheid, met filosofie en met stilzwijgendheid. Die stilzwijgendheid bijvoorbeeld is in de tijd van de Verlichting populair als symbool van het zoeken naar - vrij makende! - wijsheid. Is die politieke vrijheid het streefobject van vele mannen (én van revolutionaire vrouwen als Etta Palm, Maria van Zuylekom en Aletta Maria Hulshoff), de laatste vrijheid wordt gezocht door de talloze Sofia's die in de Verlichtingsliteratuur voorkomen als gesprekspartners voor de eeuw zelf.Ga naar eind4 Zij discussiëren niet alleen over de politieke vrijheid, maar ook over de vrijheid in maatschappij, in religie, in opvoeding, in manvrouw-verhouding, in onderzoek, in erotiek, in wereldbeschouwing. Vroeg in de achttiende eeuw is het eerder de vrijheid als ongebondenheid die vrouwen en mannen interesseert; tenminste als we de schilder van dat tijdsbeeld Cornelis Troost mogen geloven. Zijn frivole Saartje Jansz is niet geïnteresseerd in de politiek. Zijn mannen zoals die in de Nelri-serie voorkomen, evenmin.Ga naar eind5 Die zijn wel geboeid door cultuur en onderzoek, | |
[pagina 74]
| |
maar vooral door die vrijheid die ongebondenheid is. Vele werken in de literatuur bevestigen dit beeld. Pas later in de achttiende eeuw worden de Saartjes en Betjes en Belles, en hun echtgenoten evenzeer, gebiologeerd door de vraag hoe vrijheid en verantwoordelijkheid in de maatschappij te combineren. Pas dan rijst geleidelijk het gevoel, slechts aan de borst van die eerste Vrijheidsmaagd gelukkig te kunnen zijn: Ach! dat ik u omhelze! u aan mijn boezem kleeve,
Steeds in de zaligheid van uwe liefde leeve!
Ja! vrijheid! mijn geluk is, op dit wanklend rond,
Op deeze uw liefde alleen onwankelbaar gegrond.Ga naar eind6
De hele literatuur van de Verlichting, van de achttiende eeuw, te onderzoeken op ‘vrijheid’ is een onmogelijke zaak. De massa teksten is te groot. De poëzie alléén te bekijken is ondoenlijk. Het proza is te omvangrijk.Ga naar eind7 Het toneel heeft zijn eigen moeilijkhedenGa naar eind8. Het ligt voor de hand ‘vrijheid’ of ‘vrijheden’ binnen één subgenre te onderzoeken, maar dan nog blijft de kwantiteit een moeilijkheid. Onderzoek maar eens de roman of het gelegenheidsgedicht. Bovendien doet zich het gevaar voor, dat ‘vrijheid’ dan speelt op een zo specifieke manier (zoals figurerend in vrijheidsboomgedichten) dat conclusies op basis van dit materiaal slechts zeer beperkte waarde hebben. Deze moeilijkheid doet zich voortdurend voor. Stel: we nemen de literatuur van genootschappen. Er zijn te veel genootschappen om ze alle te bespreken en bovendien hebben zij doorgaans een te kort leven gehad om representatief te zijn voor de gehele Verlichtingsperiode. Enige uitzondering daarop is de vrijmetselarij, die bovendien gefunctioneerd lijkt te hebben als leerschool voor democratie.Ga naar eind9 Hier lijkt veelbelovend materiaal aanwezig. Zo wordt rond 1770 in de Leidse Loge La Vertu, door de boekhandelaar-uitgever Cornelis van Hoogeveen Jr. een gedicht voordragen: ‘Het verheerlijkt Santhorst, bij gelegenheid der komst van den Corsicaenschen Held Pascal Paoli.’ Ook wordt er een ‘bouwstuk’ voorgelezen ‘Lof der Vrijheid, als een bemind voorwerp der Vrijmetselaren.’ Santhorst, Paoli - dat zijn namen die indicatief zijn voor de traditie der republikeinse vrijheid.Ga naar eind10 Maar toch is de Orde der Vrijmetselaren als ‘naar binnen’ gekeerd genootschap niet het meest geschikte onderzoeksterrein. Er bestaat echter binnen het proza één genre dat explorabel lijkt. Het zijn de ‘imaginaire reizen’. Deze teksten vinden wij gedurende de hele Verlichtingsperiode. Het betreft geen werkelijke reizen (al wordt vaak de fictie gehanteerd dat de beschreven landen en samenlevingen werkelijk zijn bezocht), maar tochten naar gebieden en volken die nimmer gevonden zullen kunnen worden. Deze verhalen zijn een uiting van de | |
[pagina 75]
| |
Illustratie uit de Historie der Severambes (1682), een imaginair reisverhaal door D. Vairasse d'Allais.
| |
[pagina 76]
| |
behoefte, in de vorm van reisbeschrijving, een samenlevingsmodel te scheppen en te beschrijven dat de eigen samenleving als spiegel voorgehouden kan worden. Hier kan de ‘Verlichting’ haar eigen dromen dromen. En dat zonder gevaar voor repercussies: de gekozen vorm maakt het voor het gezag moeilijk in te grijpen bij publicatie: hoe kan men ‘werkelijkheid’ verbieden?Ga naar eind11 De beschrijving van fictieve samenlevingen, ergens ter wereld, buiten het machtsgebied van de Europese regeringen, schept mogelijkheden voor de exploratie van eigen filosofische of staatkundige idealen en het lanceren van eigen erotische, opvoedkundige en religieuze ideeën. Deze verhalen zijn dus bedoeld als voertuig voor gedachten, ideeën; niet om personages en karakters uit te werken, of ‘actie’ vorm te geven. Eén ding staat op voorhand vast: er moet in die landen een zekere ‘vrijheid’ bestaan. Anders wordt het alternatief onmogelijk. Die vrijheid mag slechts ingeperkt worden door... ja door wat? Gezond verstand, rede? Door het inzicht dat elke gemeenschap grenzen moet stellen aan de vrijheid van de enkeling? Ik zal het werk van enkele vertegenwoordigers van dit genre de revue laten passeren en nagaan hoe ‘vrijheid’ ter sprake komt. Wellicht met onbevredigend resultaat, want lang niet altijd vindt men expliciete discussie over de (fundering van de) vrijheid. Misschien vermijden auteurs zo'n discussie, gezien het telkens aanwezige gevaar van overheidsingrijpen. Misschien is die behoefte er ook niet. Bovendien, een apart probleem: die vrijheid ligt soms ingebed in het verhaal zelf, in de ‘handeling’ - en die kunnen wij hier niet weergeven, op straffe van de lezer lastig te vallen met een hoofdstuk ter grootte van een boek. Dat zal duidelijk zijn indien men zich realiseert, dat de vrijheid van Robinson Crusoë vooral zichtbaar wordt in de wijze waarop hij zijn kleine imperium feitelijk bouwt. Daarover kan men bibliotheken vol schrijven - wat jaarlijks dan ook gebeurt. De gekozen teksten zijn divers van aard. De afgrenzing zit in de vorm: de reis en het imaginaire. Dat kan betekenen dat bijvoorbeeld de utopie, de robinsonade, ertoe gerekend moeten worden. Inderdaad is de Robinson Crusoë in zekere zin ook een imaginaire reis. De hoofdpersoon bouwt een nieuwe samenleving op microformaat (inclusief Vrijdag, dieren). Toch is het gebruikelijk robinsonades niet te rekenen tot ‘imaginaire reizen’. In het laatste genre vindt de afgedwaalde, de schipbreukeling, juist een complete, dikwijls oude en welgeorganiseerde samenleving op een nieuw continent (vaak dat gezochte, maar nog nooit gevonden Terra Australis, het Onbekend Zuidland). In andere gevallen wordt in het vreemde (ei)land een complete maatschappij gehuisvest, waarbij zich voor de schrijver relevante problemen voordoen. Ik trek de grenzen hier niet zeer scherp, en zal weleens een overstapje wagen naar een tekst die | |
[pagina 77]
| |
misschien niet in alle opzichten aan de definitie beantwoordt. Een reis kan soms de vorm hebben van een droom. Ik maak geen onderscheid tussen afzonderlijk verschenen drukken en teksten die in een groter geheel, bijvoorbeeld een tijdschrift, zijn opgenomen. Bij voorkeur bespreek ik oorspronkelijk-Nederlandse teksten (voorzover dat vaststelbaar is). Het is echter niet zinvol buitenlandse imaginaire reizen volledig te passeren. Zo kreeg Holbergs Onderaardsche reis van Klaas Clim hier vele drukken en een groot leespubliek. Holbergs fantasie is dus ook Nederlands gemeengoed. Ik kan niet zeggen alle imaginaire reizen gezien te hebben - laat staan dat ze allemaal aan de orde komen. Ook hier heerst het probleem van de kwantiteit. Er zijn er te veel, en een echte bibliografie is er niet.Ga naar eind12 Wat hieronder volgt boogt dus niet op representativiteit. Het is een essay over een element in enkele imaginaire reizen. Reizen die de ‘vrije’ Nederlanders van de achttiende eeuw nodig willen drukken en lezen, hoewel hun omstandigheden gunstiger zijn dan die van de meeste Europeanen. | |
WijsheidLaten we met een luchthartig werkje beginnen. In 1708 verschijnt van Richard Bonhomme Huwlyks-eiland. Zynde een nieuwe ontdekking van 't Zuiden. De hoofdpersoon/schrijver, een bon-vivant die scheep gegaan is te Texel om een toekomst te zoeken, lijdt schipbreuk op een eiland ten zuiden van Kaap de Goede Hoop. Omdat hij ongehuwd is wordt hem, nog op het strand, de toegang geweigerd. Terstond trekt hij zich met de andere overlevende, Catryn (vrouw van de scheepspredikant) in de bosjes terug om daar een ‘natuurlijk’ huwelijk te consumeren. Dat Catryn zich graag hiertoe leent zet al de toon. Het suggereert dat in patria onnatuurlijke, onvrije gewoonten bestaan met betrekking tot eros en huwelijk. Vervolgens doorreizen zij het bijzonder grote eiland.Ga naar eind13 Dat bestaat uit uiteenlopende landschappen waar, zoals uit de volgende korte impressie van een aantal van die milieus of ‘staten’ blijkt, telkens een ander aspect van de liefde regeert. De eerste staat is de provincie der Wyzen, met de hoofdstad Sophia, omstroomd door de rivier De Kuische (gevoed door vier beken: de Godsdienstige, de Strenge, de Zedelyke en de Wakende). In deze provincie zwaait de prins van Goed Geloof de scepter, bijgestaan door de politiechef Mylord Eer. Zij letten er vooral op, dat de deuren van de kerken altijd wijdopen blijven staan. Veel meer hebben zij ook niet om handen, want de provincie is zo goed als onbewoond, uitgezonderd een groep binnendringers: de Waanwyzen, die er leven ‘onder 't momgewaad van de deugd’. Op geheel | |
[pagina 78]
| |
andere wijze gaat het eraan toe in de provincie van het Ongelyke, waar alle geliefden te veel van elkaar verschillen in bezit of leeftijd, en Groot ongelyk in goed, in ouderdom of staat
Maakt zelden dat het rad des Huwelyks hylzaam gaat
Daar hoort wat anders toe, als twee paar naakte billen.Ga naar eind14
Weer anders gaat het in het kanton van de Ongelukkigen, in de provincie der Jalourzen, of in de hoofdstad Hoornenburg waar voor geld alle soorten liefde te koop zijn, en in heel wat andere contreien. In de provincie Echtscheiding hebben de meeste vrouwen de geestelijke die hen hielp de scheiding door te drukken, als minnaar. Vrijheid blijheid! En op het schiereiland der Weduwnaars leeft men vrij en onbekommerd. De mannen dansen in rouwkledij tussen de mooie graven. Er hangt een lucht van vrijheid: de verkwikkendste geur op de hele wereld. Soms waait er een kwalijke wind, die verontreinigde lucht aanvoert uit een naargeestige stad in de buurt, genaamd Tweede Huwelijk. In zijn voorwoord meldt Bonhomme dat zijn eiland een spiegelbeeld geeft van de inwoners van Europa. Het boek laat zich lezen als een pleidooi voor de vrije liefde. De rede moet vooral niet te veel macht krijgen en blokkeren wat een mens werkelijk wil.Ga naar eind15 De schrijver hoort duidelijk thuis in die eerste, libertaire decennia van de achttiende eeuw, waarin de Verlichting gekenmerkt wordt door het libertijns-vrije, door het zich afwenden van de gevestigde (orthodoxe) moraal. Pas later volgt de nieuwe didactiek, de nieuwe deugd, de nieuwe moraal.Ga naar eind16 Is Huwlyks-eiland simpel een anekdotisch werk, een vermakelijke satire op het gebonden huwelijksleven, waarvan er zovele bekend zijn in deze tijd?Ga naar eind17 Niet helemaal. Impliciet is de kritiek dat de vrijheid van het individu onverenigbaar is met de westerse staat, waarin alles is voorgeschreven. Het huwelijk, het gezin als hoeksteen zijn daar onmisbaar in het hiërarchisch waardenpatroon. De machthebbers houden het ‘Europese’ huwelijk in stand om hun eigen macht vast te houden. Richard Bonhomme's Zuidland is eerst en vooral een uiting van libertijns escapisme, en heeft een weinig serieuze conceptie van vrijheid. Een andere toon wordt aangeslagen in een werk dat ik wegens de schijnbaar verwante thematiek eerst bespreek: Het nieuw ontdekt Eyland der strydbaare Vrouwen, van 1736.Ga naar eind18 Auteur is Rustaing de Saint-Jory. Ditmaal zijn de Franse koopman Frederik en zijn landgenotes Susanna en Saphira de schipbreukelingen. Hun belevenissen zijn minder belangrijk dan de informatie die wordt gegeven over verschillende leefgemeenschappen op hun eiland, Manghalour.Ga naar eind19 De hoofdgroep bestaat uit een mengeling van oude Perzen, Turken, en Fransen. Sinds een oor- | |
[pagina 79]
| |
log, waarin de vrouwen bij een invasie de voornaamste verdedigsters waren, zijn hier beurtelings een man en een vrouw staatshoofd. Vrouwen hebben kiesrecht, zijn militair. We vinden hier dus een gemeenschap waarin man en vrouw gelijkberechtigd zijn, dezelfde taken hebben: een in Europa onbestaanbare samenleving. De intrige van het werk bestaat hierin dat de Europese dames, eerst ontzet over de ‘vrije’ kleding en de opvattingen van hun seksegenoten, eenmaal daaraan gewend amoureus om Frederik marchanderen. In het verhaal zit tevens een element dat welhaast verplicht is in robinsonades en imaginaire reizen, vaak ook in romans. De gestrande Europeaan ontmoet namelijk altijd wel een wijze, kluizenaar of gids, in het bezit van kennis die teruggaat op vóórchristelijk filosofisch erfgoed. Zo ook hier. Die wijsheid of kennis is vaak een mengeling van hermetisme, neoplatonisme of iets vergelijkbaars. In Krinke Kesmes - waarover straks meer - is sprake van de oude Perzische godsdienst waarin de principes van goed en kwaad elkaar in evenwicht houden. In bijna alle verhalen is werkelijke wijsheid afkomstig uit het Oosten. Dit thema (met consequenties voor ‘vrijheid’, in zoverre Zuidlandse samenlevingen minder bepaald worden door discussie van betrokkenen dan door ‘intuïtieffilosofische’ opvattingen over wat goed en slecht is voor een maatschappij) lijkt een verplicht ingrediënt sinds Bacons Nova Atlantis (1624).Ga naar eind20 De vroege Verlichting heeft nu eenmaal haar wortels in een merkwaardige mengeling van gnostisch hermetisme en empirie.Ga naar eind21 Deze achtergrond maakt het lastig bepaalde teksten te analyseren, gewend als wij zijn aan het later in de eeuw winnende concept vrijheid. In vroege imaginaire reizen lijkt namelijk het denkbeeld aanwezig, dat de uiteindelijke vrijheid iets is als kennis/wijsheid. Die idee is mogelijk niet verenigbaar met het latere, rationele concept dat vrijheid te maken heeft met de interrelatie individu-samenleving, en vorm moet krijgen in wetten en reglementen. Anderzijds maakt die ‘wijsheid’ soms juist een prettig moderne indruk. De mens van nu herkent iets, wanneer bij Rustaing de Saint-Jory een gemeenschap van wijzen, van oud-Perzische monniken in een oude tempel, zich vrolijk maakt over ‘belachelijke Godgeleerdheid’. Dat lijkt voor ons vertaalbaar als: een pleidooi voor vrijheid van godsdienst en vrijheid van geweten. Deze monniken zijn afkerig van de derwisjen (de clerus?), die het goedgelovige volk grote rijkdom afbedelen, en steeds meer macht krijgen. Gelukkig neemt hier het landsbestuur uiteindelijk harde maatregelen: de derwisjen worden opgesloten en moeten in eenzaamheid een verborgen leven leiden.Ga naar eind22 In 1708 verscheen Hendrik Smeeks' Beschryvinge Van het magtig Koningryk Krinke Kesmes.Ga naar eind23 Dit succesrijke verhaal kreeg ook uitgaven in het buitenland. Het is qua vorm nogal gecompliceerd, en kent een rijkdom aan | |
[pagina 80]
| |
ideeën. Tot nu toe is het ‘hermetische’ gedeelte weinig belicht, terwijl het werk juist culmineert in een door een ‘wijze’Ga naar eind24 verzorgde sightseeing van steden en gebouwen, vol symbolische en allusieve beelden en gegevens. Hieraan zal ik echter weinig aandacht besteden, evenals aan vergelijkbare auteurs aan wie Smeeks schatplichtig is.Ga naar eind25 Een rijkdom aan ideeën? Dat is misschien niet helemaal waar. De schrijver is niet heel duidelijk over de filosofie die ten grondslag ligt aan zijn samenleving. Dat is maar goed ook, want KesmesGa naar eind26 geeftvolgens de gereformeerde gezagsdragers blijk van atheïsme en spinozisme, zodat Smeeks niet veel plezier heeft van zijn boek. De rijkdom zit enerzijds in de vorm die zijn samenleving heeft, anderzijds in de nooit volledig explicietwordende gedachtewereld (afwisselend cartesianisme, newtonianisme, hermetisme en het gezond eclecticisme van een scheepschirurgijn). Dit alles culmineert in ‘spreuken’: in wijsheden die niet zelden zijn ontleend aan Gracián.Ga naar eind27 Vrijheid is nooit punt van discussie. Zij is echter aldoordringend, zoals blijkt uit de idee dat alles tot de eenvoudigste waarheid teruggebracht moet worden, en dat alle vooroordelen uit den boze zijn. Twee voorbeelden. Voor mannen én vrouwen die daar de wil toe hebben en het talent, bestaat er gelegenheid op kosten van de staat in alle kunsten en wetenschappen te studeren op twee naast Kesmes gelegen eilanden: Nemnan en Wonvure (‘Mannen’, ‘Vrouwen’). Smeeks blijkt op dit punt een buitengewoon geëmancipeerd schrijver. ‘Jaa, hier toonen de Vrouwelijke Sexe, dat haar verstand en bekwaamheid zoo goed is, als dat der Mannen, indien zy opgevoed worden door onderwijsinge.’Ga naar eind28 In het maatschappelijke leven hebben de vrouwen dus alle mogelijke vrijheid. Niet alleen in wetenschap en filosofie tonen zij zich superieur aan de mannen. Zij hebben ook opmerkelijk moderne ideeën over dat geliefkoosde achttiende-eeuws onderwerp, de opvoeding: [De mens is bij geboorte] wild als een Beest; en het zoude doodlijk weesen van sijne vryheid beroofd te zijn, indien de Opvoedinge het niet verbeeterde. Want, de natuur die prikkelt ons tot vryheid, maar de Opvoedinge houd ons in onse pligt [...]. De Opvoedinge kan de gaven van de Natuur tot haar hoogste volmaaktheid brengen.Ga naar eind29 In het voorbijgaan constateren we dat Smeeks denkt, dat de vrije natuurstaat weinig meer is dan een animale situatie. Echte vrijheid bestaat pas na opvoeding. Er is hier geen romantiek rond de natuurmens. In zijn ‘platoonse’ staat kan de gedachte daaraan niet eens opkomenGa naar eind30. | |
[pagina 81]
| |
In het religieuze leven bestaat er vrijheid - of onvrijheid; naargelang men dat wil opvatten. Op Kesmes bestaan priesters - altijd met enig dédain behandeld - in dienst van een soort theïstische Oppermacht. Zij hebben geen macht en kunnen niets opdringen. Cruciaal is de episode waarin beschreven wordt hoe vertegenwoordigers van diverse wereldgodsdiensten (inclusief christelijke varianten) na schipbreuk de gelegenheid krijgen hun religie uiteen te zetten. Hun pogen een deelwaarheid te verabsoluteren en hun verketteren van tegenstanders bezorgen Kesmes de sfeer van een burgeroorlog. De vorst en zijn raad van wijzen nemen drastische maatregelen. Christelijke en andere predikers worden verbannen. Een soort basisgodsdienst wordt vastgesteld. Die lijkt op de essentie van de Tien Geboden en wordt bepaald door het principe: Geef God wat Godes, de Keizer wat des Keizers is. Hier blijkt tevens iets van de beginselen waardoor de staat als staat gereguleerd wordt. Het algemeen-maatschappelijk belang is het eerste criterium. Politiek is belangrijker dan godsdienst. Misdadigers bijvoorbeeld worden ‘onderregt, niet door Geestelijke met de Godsdienst; maar door verstandige Politike’.Ga naar eind31 Het land wordt geregeerd door een koning, bijgestaan door een raad van filosofen. Van een kiessysteem horen wij niets, en er is ook geen discussie over politieke vrijheden. Het regeergedrag, geleid door wijsheid, richt zich op het algemeen welvaren. Dat de opeenvolgende vorsten over een overdosis gezond verstand en wijsheid beschikken, acht Smeeks blijkbaar vanzelfsprekend. Ons probleem van ‘checks and balances’, van representatie en wat al niet, is in ‘platoonse’ staten zelden of nooit een onderwerp van discussie. Er is één merkwaardig item op Kesmes dat met vrijheid te maken heeft, waarvan ik de betekenis niet goed kan duiden. Van alle gebouwen waardoor de ‘ik’ gegidst wordt, is er één duidelijk het belangrijkst. Het is de ‘Piramide of Vry-tooren’.Ga naar eind32 Het gebouw is een soort emblematische spiegel voor de samenleving. Bouw, inrichting van vertrekken, aanwezige beelden hebben betekenis voor de belangrijkste gebeurtenissen des levens, of representeren de belangrijke elementen van de staat (bijvoorbeeld de ‘Politie’Ga naar eind33). Er is echter géén beeld van de Vrijheid! Op de één na bovenste verdieping vinden we wel het Adyton, het Heilige der Heiligen, gevuld met beelden van Kindsheid, Opvoeding, Gewoonte, Wijsheid, Deugd, Eer, Gehoorzaamheid, Hoop en Eeuwigheid. Daarboven vinden we als laatste vertrek: de ‘Vrykamer’. Het blijkt een asielvertrek waar mensen die anderen bij ongeluk of wegens noodzaak hebben gedood, hun toevlucht kunnen nemen. Zij zijn ‘Vryheid-eisscher’ totdat het gerecht hen al of niet vrij verklaart. Welk idee zit hierachter? Dat persoonlijke vrijheid het hoogste goed is? Betekent de situering van dit vertrek in het gebouw dat deze maatschappij de persoonlijke vrijheid boven al het andere stelt? | |
[pagina 82]
| |
GelukEen verschuiving in aandacht voor samenleving en vrijheid lijkt op te treden in Holbergs Onderaardsche Reis van Claas Klim (1741).Ga naar eind34 De inhoud van een imaginaire reis krijgt bij en vanaf hem een duidelijker band met de realiteit. Krinke Kesmes en verwante verhalen als More's Utopia, Bacons Nova Atlantis en Campanella's Zonnestad, zijn daarentegen, op afstand, loten van Plato's Atlantis. Het zijn ontworpen maatschappijen, constructies van filosofen. Op het eerste gezicht echter lijken de samenlevingen die Claas Klim ontmoet in het binnenste der aarde - zoals een natie van sprekende planten - nog minder werkelijkheidswaarde te hebben. Toch ligt de zaak heel anders. Het is in de vorige werken bijvoorbeeld ondenkbaar dat reiziger Klaas in één van die staten de functie van postbode krijgt. Een triviaal detail, maar het bewijst dat de blik ‘aardser’ wordt. In Claas Klim vinden we dan ook geen wijsgerige luchtkastelen. Wel een luchtige satire waarin de tekorten van bekende Europese staten uitvergroot zijn. Al wordt met veel plezier beproefd welke samenlevingen allemaal mogelijk kunnen zijn, uitgangspunt blijft het feitelijk karakter van de mens. Daarom doet het er weinig toe, dat het bijzonder onwaarschijnlijk is dat Claas, in een Noorse spelonk gevallen, langzaam neerdaalt op Nazar, een binnen de holle aarde zwevende planeet. Evenmin dat hij nadien staten aan de ‘hemel’ van de holle aarde (oftewel aan de binnenkant van de aardschors) bezoekt. Niemand gelooft dat. Maar het is acceptabel, zoals de reis van Voltaire's Candide evenzeer acceptabel is. Het is een spelen met mogelijkheden, in mogelijke samenlevingen, op basis van iets wat bekend is. In elke onmogelijke staat in dat binnenste van de aarde bepaalt een steeds andere karaktertrek van het mensdom de samenleving. Hier spreekt de nieuwe Verlichting. De uitvinding van dit type proefstations maakt het mogelijk dat straks, in Schasz' imaginaire reizen bijvoorbeeld, steeds duidelijker kritiek geleverd kan worden op de eigen samenleving. Imaginaire reizen worden kritiek op het eigene; minder: dromerig escapisme. Holbergs kritiek is niet echt fundamenteel. Het gaat hem slechts om een kaleidoscopisch panorama van mogelijke maatschappijen. Ieder land heeft eigen opvattingen over het hoogste goed; over monarchie, oligarchie, democratie. Telkens is er een andere basis voor geluk. Die kan gezondheid zijn, rijkdom, of kennis. Telkens heeft dat repercussies voor het (soort) vrijheid. In Potu zijn de mensen zo bescheiden, dat de besten de laagste baantjes bezetten. De koning moet noodgedwongen een ‘Wet op de gelykheid’ uitvaardigen. In dit land is elke burger vrij kritiek uit te oefenen en nieuwe wetsvoorstellen in te dienen. Maar hij | |
[pagina 83]
| |
Het binnenste van de aarde, volgens Holberg, in diens De onderaardsche reis van Claas Klim (1741).
bekoopt het met de dood indien die wet niet aangenomen wordt of het heil van de staat niet dient. Het resultaat: Het gebied der Potuaansche Vorsten, hoe zeer ook hetzelve door geene Wetten bepaald wordt, is veel eer een Vaderlyke bestieringe, dan een koninglyke regeering: want vermits zy naar verstand, niet naar wetten Justitie oeffenen, ziet men aldaar eene gestadige mengeling van heerschen en vryheid: twee zaken die elders niet konnen te samen gevoegd worden.Ga naar eind35 Het meest kleurloze land dat Claas doorreist, en dat in precies één alinea afgedaan wordt, is het land van de Vrijheid: Na eenen reize van twee dagen, kwam ik in 't vrye Land. Daar is een iegelyk zyn eige meester: en de inwoonders bestaan uit afzonderlyke huisgezinnen, die nog onder wetten nog onder eenig gebied staan, behoudende egter een soort van Burgerstaat. Over zaken 't Gemeenebest aangaande, hebben de oudsten toeverzigt, die altoos voor de vrede en eendragt zyn, gestadig aanradende dat voornaamste gebod der | |
[pagina 84]
| |
Natuur, te weten: dat gy niet wilt, dat u geschiede, doet dat aan een ander niet. Aan den ingang van alle Steden en Dorpen, stond het uitgehouwen Beeld der Vryheid, banden en boeyen met voeten tredende, met dit Opschrift: Gulde Vryheid. In de eerste stad, daar ik binnen tradt, zag ik alles genoegzaam in stilte en rust; dog de burgers waren onderscheiden aan zekere gordels, welke kenteekenen en leuzen waren van de partyschappen, waar in de stad toen ter tyd verdeelt was. De toegangen der voornaamste huizen waren bezet met gewapende Wagten, vermits de stilstant van wapenen geeindigt zynde, 's anderendaags de oorlog wederom stond te beginnen. Hierom koos ik [...] het haazenpad, niet geloovende dat ik vry was, alvoorens ik my zelven buiten 't gezigt van het vrye Land geborgen had.Ga naar eind36 De informatie is duidelijk: vrijheid zonder restricties leidt tot versplintering en anarchie. Elders horen we slechts indirect iets over vrijheid. Er is de republiek Martinia, die verdacht veel op onze Republiek lijkt, met meer kletskousen, uitvinders, actiehandelaars, en kunstenaars dan handwerkslieden. Men is eindeloos verdeeld - maar op beleefd-tolerante wijze. Met betrekking tot de godsdienst constateert Claas: Zo zyn 'er tweehonderd en dertig verscheide Gevoelens over de gedaante welke God moet worden toegeschreven, en driehonderd zes en negentig over de natuur en hoedanigheid der Zielen.Ga naar eind37 Wij moeten wel aannemen dat in deze republiek van kletsmeiers geen enkel besef bestaat van de absolute waarde van enig goed. Ook niet van vrijheid.Ga naar eind38
Langzaam groeit in imaginaire reizen de belangstelling voor praktische vrijheid.Ga naar eind39 Zo ook in het oorspronkelijk Nederlandse Rhapsodiën of het Leeven van Altamont (1775), door William Emmery de Perponcher. De wijdlopige De Perponcher is niet wars van retoriek.Ga naar eind40 Hier vinden we eindeloze gesprekken over ideeën als de ‘harmonieuze’ natuur, de ‘bon sauvage’; ook over vrijheid als gegeven in de natuurstaat en over de verstoring daarvan in een onnatuurlijke samenleving. Ondanks dat gebabbel bouwt Altamont in hoog tempo een economische huishouding en een miniatuurstaat op. Hij heeft een achttiende-eeuwse belangstelling voor bodemgesteldheden en productiemethoden. Crusoë is bij hem vergeleken een amateur. Altamont, bij wie zich tot overmaat van ramp een Amelia voegt, drukt zich uit in bewoordingen als deze: | |
[pagina 85]
| |
Beschaafde aap, burger van een binnenaards land. Ill. uit De onderaardsche reis van Claas Klim (1741), door Holberg.
Is niet alles welgereegeld en gelukkig op dit Eiland, daer de mensch, de algemeene harmony der Schepping, nog nimmer kwam verstooren? Ben ik hier niet vry en onafhanklyk; zonder andere Wetgevers te erkennen, dan God en de Natuur, wier wetten de trouwe bewaerlieden zyn, van myn geluk?Ga naar eind41 In dit citaat valt op dat tweemaal het begrip geluk wordt gehanteerd als criterium voor een juiste verhouding tussen God, natuur en mens, en tevens voor de daaraan gekoppelde vrijheid. Vrijheid is een opstapje naar geluk. Dit is, zoals bekend, een algemeen achttiende-eeuws thema.Ga naar eind42 Typerend voor de relatie tussen geluk en vrijheid is de conversatie die Altamont hierover heeft met Belmont.Ga naar eind43 Deze laatste is een andere schipbreukeling, die zelf plannen had voor een vrij gemenebest in Amerika. Wij luisteren: | |
[pagina 86]
| |
Het is immers alleen om deeze voordeelen te bezorgen, dat de mensch tot het besluit kon komen, om een gedeelte zyner volstrekte onafhankelijkheid af te staen; en de daedlyke vrye uitoeffening zyner natuurlyke vermoogens te laten bepaelen, door eene magt van dewelke hy verwagtte, dat zy hem veel zekerer, ter bereiking van zyn doelwit, het grootst geluk naemlyk waervoor de Natuur hem vatbaar maekt, bestieren zou. Maer nimmer wilde hy deezen afstand zonder voorwaerden doen, of denzelven verder getrokken hebben, dan ter bereiking van zyn eigen doelwit volstrekt noodzaklyk was. De maetschappy nu moet van haeren kant aen deeze dubbele verwagting beantwoorden. Voor eerst door zyne vryheid nooit in eenig opzigt meer te besnoeien, dan ter bewaering der goede orde ondergeschiktheid en gemeene rust meterdaed noodwendig is. Ten tweede door hem dit verlies met volkome evenreedigheid te vergoeden, en hem niet alleen eene grootere maet van geluk te doen genieten, dan hy immer buiten de maetschappy genieten kon; maer ook dat geluk aen 't geen zy van hem eischt te evenreedigen; zodat hoe meer vryheid de maetschappy hem ontneemt, hoe afhanklyker zy hem van haere willekeur maekt, hoe meer magt zy zig over hem aenmaetigt, des te grooter het ook deeze maet worde van meerder geluk, die zy zig eeven daer door in de volstrekte verpligting brengt van hem te bezorgen.Ga naar eind44 Hier vinden we een contract-theorie. Vrijheid is iets wat het individu afstaat aan de staat, in ruil voor geluk. Waar die vrijheid zelf vandaan komt, waarop zij gebaseerd is, vernemen we niet. Voorzover hier benoembaar vanuit het oogpunt van de maatschappij, lijkt het een utilitaire doctrine. Delen van vrijheid kunnen gebruikt worden als ruilobject. Hoe dat zij, De Perponcher was zich bewust van de problemen rond die vrijheid. In het hoofdstuk ‘Over de gelykheid en de Vryheid’ laat hij de zich nimmer met een kokosnoot verpozende snateraars Altamont en Belmont de volgende discussie over vrijheid voeren, nadat zij eerst hebben opgemerkt dat ongelijkheid slechts een opgelegd iets kan zijn: B. Men kan eigenlyk niet zeggen, dat de vryheid aen een byzondere regeeringsvorm, met uitsluiting der andere zy gehegt. Een raed, het volk zelf, zyn dikwils de ergste dwingelanden. Terwyl de volstrektste alleenheerscher, indien hy een [goed] vorst [...] is, zynen volke alle de vryheid kan doen genieten, waer voor menschen, in eene maetschappye vereenigd, vatbaer zyn. [...] Nimmer kan men zeggen, dat de vryheid in eenen staet bestendigd gevestigd zy, indien zy niet op den vasten grondslag der staetsgesteltenis zelve steune; en in alle deszelfs grondwetten onafscheidlyk zy aengenomen. Dit nu kan in alle regee- | |
[pagina 87]
| |
ringsvormen (de volstrekt onbepaalde alleenheersching, daer geene grondwetten zyn, alleen uitgeslooten,) plaets grypen. Waarna de heren ertoe overgaan de trias politica in de praktijk vorm te geven. Want het wórdt praktisch - dat is het verschil met bijvoorbeeld Krinke Kesmes. Maar er zijn nog meer reizen te maken.Ga naar eind46 | |
PolitiekDe imaginaire reizen vóór 1780 zijn geoccupeerd met het geluk van de mens, met het beschrijven van een staat van ‘wijsheid’ zonder stoornissen: niet met de fundering van de vrijheid of de uitwerking van vrijheden. Aan het eind van de eeuw lijkt echter iets te verschuiven. Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor het verleden als oorzaak van onvrijheid. Maar bovenal wordt het heden belangrijk. Vele imaginaire reizen die zijn geschreven tijdens de twee laatste decennia van de eeuw, zijn een reactie op gebeurtenissen in de realiteit. Zoals bekend is, ritselt het tussen 1780 en 1800 van de nieuwe staatsontwerpen, die na 1795 niet altijd blauwdrukken zullen blijven. Bewijs van die wisselwerking zijn vele ‘reizen’ geschreven door Gerrit Paape. Hij maakt in dit type werk vaak gebruik van het pseudoniem ‘J.A. Schasz M.D.’. Dat ‘M.D.’ (Medisch Doctor) staat er niet voor niets, want Paape, zelf nogal een radicaal, is niet blij met de contemporaine samenleving, revolutionair of niet. Als Schasz is hij medicus, chirurg. Snijdend legt hij satirisch de kwalen van de maatschappij bloot. Zonder maar één keer begrippen als ‘vrijheid’ of ‘gelijkheid’ te hanteren, slaagt Schasz erin door de kracht van zijn verhaal aan te tonen, dat vrijheid en gelijkheid niet (kunnen) bestaan: bijvoorbeeld wegens ongeneeslijke domheid van het volk, of wegens de onvermijdelijk corrumperende werking van de macht. Zo in zijn Reize door het Aapenland (1788), een fictieve reis (achteraf: een droom) in een revolutionair apenland. De | |
[pagina 88]
| |
op eigen gewin beluste apenleiders overreden het apenvolk een poging te doen zich te hervormen tot een ‘hogere’, menselijke, maatschappij. Het middel is uiterlijke conformering aan de mens door het afhakken van de staarten.Ga naar eind47 Dit verhaal demonstreert de manipulatie en stupiditeit op alle samenlevingniveaus. De lezer moet zich wel afvragen, of een vrije republiek van werkelijk vrijen echt mogelijk is. Is het geen drogbeeld?Ga naar eind48 Andere imaginaire reizen door Paape zijn soms wat explicieter, handelen directer over staat en vrijheid. Zij tonen dan verwantschap met Holberg. In zijn Reize door het Wonderland en eenige andere vreemde Landen (1780) laat Schasz ene Dirk Denker op de Re Ladronos (Dieveneilanden?) verschillende staten bezoeken, duidelijke pendanten van Europese staten. Zo staat in Wonderland (Engeland) de vorst onder toezicht van ‘Leyjonkers’ en zijn de inwoners - die allemaal met een touw om hun nek lopen - trots op hun vrijheid.Ga naar eind49 In Waterland (Nederland) wordt de ogenschijnlijk bestaande vrijheid beperkt door merkwaardigheden in staatsvorm, opvoeding, huwelijksgewoonten, koophandel; en door drankzucht. De onuitgesproken conclusie is: mensen zijn onvrij, daar zij het vermogen missen te kiezen voor het werkelijk goede. Soms is het onmogelijk de intrige van Paapes zeer leesbare maar buitengewoon gecompliceerde, haast allegorische verhalen weer te geven. Maar altijd weer gaat het over macht-vrijheid-domheid. In zijn Reize door het Land der vrijwillige Slaaven (1790) laat hij de opstandige tijger de schapen opruien: Edele verheeven Vrijheidszugt! grootmoedige ingeschapen trek van alles wat zig willekeurig hetzij op vier of op twee poten beweegt! Zoud gij ons vergeefsch geschonken zijn? - Zoud gij een geschenk wezen, waarvan het ons niet vrijstaat betaamlijk gebruik te maaken?Ga naar eind50 Na de machtsovername door de tijger volgen natuurlijk zware schattingen. Bij Paape hoeven we dan ook geen discussie te verwachten hoe het dan wel, natuurrechtelijk of anderszins, met die ‘ingeschapen’ vrijheid zit. Fundamenteler lijkt Paapes mensvisie: Hoe is 't mooglijk, dacht ik, dat men met deeze vrijwillige Slaaven [...] iets kan aanvangen, dat taamlijk welgelukken kan? Steeds tegen zig zelven aangekant; nimmer het gezond verstand, vooral niet de voorschriften der Deugd en rechtvaardigheid volgende; steeds misleid door het eigenbelang en altoos verblind door de vleiereij, snellen deeze Ongelukkigen ten gewissen verderven, zelfs dan wanneer zij op den weg zijn [...]! Zij zijn niet geschapen voor de Vrijheid! hun instinct is te bukken en te kruipen en men benadeeld hen, men voegt | |
[pagina 89]
| |
hen een weezenlijk kwaad toe, wanneer men hen uit dien veragtlijken kring rukt.Ga naar eind51 Des te sympathieker is het dat Paape in zijn ongeneeslijke vrijheidsdrang jarenlang voortgaat, ook na 1795, de problemen van de macht te etaleren.Ga naar eind52 In de anoniem verschenen Geschiedkundige Beschryving van de Maan, deszelfs Inwooneren en zyn beste Regeerings-vorm in een Tydvak van 4500 Jaaren (1794)Ga naar eind53 zien we de patriotse aandacht voor het verleden. Beschreven wordt het ontstaan van lunaire ‘stenden’ en de groei van de macht van vorsten (stadhouders). De gewone maanbewoner mag er - als op aarde - verder het zwijgen toe doen. Uiteraard gaat het uiteindelijk om de aarde. Het is maar een schraal fictief kader waarin we geacht worden te geloven. De verteller is een echte maanbewoner. Zijn geschiedverhaal lijkt geïnspireerd door de visies in het bekende Aan het Volk van Nederland of in De Adel, door Anonymus Belga. Aardig is dat de auteur zelfs de (lunaire) prehistorie erbij betrekt. Oorpronkelijk waren er slechts enkele families. Die begonnen oorlogen en de overwonnenen werden slaaf. Nu wierdt eerst een waaragtig onderscheid tusschen vrye menschen en dienstbaaren bepaald. [...] De deugdzaamste en verstandigste slaaf wierd veel minder gerekend, dan de grootste booswigt onder de vryen. [...]. Men maakte voor zich die Wet, dat van vrye menschen vryen; maar van slaaven alleen slaaven en dienstbaaren gebooren wierden. Hier veranderden de menschen de eeuwig-vastgestelde Natuur-Wet, dat, naamlyk, alle menschen uit de geboorte elkander gelyk zyn en zich wezenlyk alleen in 't vervolg door verstand, deugd en arbeidzaamheid onderscheiden.Ga naar eind54 Een natuurwet! Helaas wordt die idee niet verder uitgewerkt, gebiologeerd als de auteur is door zijn verhaal over het cumuleren van de macht in de handen van enkelen. Wel blijkt zijn natuurlijke vrijheid ook een religieuze dimensie te hebben. Hij stelt dat deugdzame mensen meenden dat het tegen Gods bedoeling is bij de geboorte onderscheid te maken: ‘'t streedt met de natuurlyke billykheid en 't oordeel Gods’.Ga naar eind55 Daarna volgt een bekend verhaal: stenden (ooit gekozen familie-oudsten) en stadhouders/vorsten worden erfelijk. Vorsten bestrijden elkaar totdat er zes monarchen overblijven. Nu volgt een gunstige ontwikkeling. Dat moet een opluchting zijn voor de geïnteresseerde aardbewoner die bespeurt dat er blijkbaar een soort noodzakelijke evolutie en progressie zit in ‘geschiedenis’, en dat geschiedenis elders (de oudere maanse samenleving bestaat al 4500 jaar!) aantoont dat de eigen situatie niet lang | |
[pagina 90]
| |
meer ‘lunatic’ behoeft te zijn. De historisch-noodzakelijke schaalvergroting van de macht leidt er namelijk toe dat de macht in handen komt van één vorst. Een wereldregering komt, waarna opnieuw wordt gekeken naar de ‘beste’ opbouw van de maatschappij. De wereld wordt opnieuw ingedeeld, in honderden kleine eenheden (vergelijkbaar met die in de eerste historische fase). Iedere eenheid heeft een eigen universiteit. De propedeuse bestaat uit mathesis, natuurkunde en zedenleer. In de postpropedeuse, hier blijkt de ‘ethiek’ achter alle hervormingen, wierdt aangetoond, dat alle menschen, als men slechts hun zedelyk karakter uitzondert, elkander van natuure gelyk zyn; en dat alles, wat men van Vorstelyk en Adelyk bloed hoort, ydele waan en bedrog zy.Ga naar eind56 (125) Na die basisopleiding volgt uitsplitsing in vakdisciplines. Daar zwijg ik over. Eveneens over de lunaire onafhankelijke rechterlijke macht (die voorrang heeft boven het uitvoerend gezag), over het ‘congres’ en over andere praktische uitwerkingen van de bestuursstructuur. Het werkje is curieus, omdat hier een wereldstaat wordt getoond, die zelf het gevolg is van een noodzakelijk verlopend historisch proces, een proces waarin ‘vrijheid’ gezien wordt als het meest onvervreemdbare menselijk recht en als basis waarop de eindstaat gebouwd dient te worden. Een satirische toon wordt aangeslagen in Kinkers Land der Blinden (1794).Ga naar eind57 In deze reis belanden we op een eiland met blinden. Hun wijsgerige opvattingen (beïnvloed door hun blindheid) representeren het hele scala der westerse filosofie. De conclusie van de lezer moet zijn dat er geen waarheid is, in dit verband: elke opvatting met betrekking tot vrijheid is bedrieglijk. Ten slotte nog een enkele imaginaire reis met vrijheids-implicaties, zoals deze tijdens het patriottentijdvak in tijdschriften werd gepubliceerd. Janus Verrezen (1795-1798)Ga naar eind58 is een tijdschrift dat op literaire wijze contemporaine ‘politiek’ analyseert en satiriseert. Hierin voorkomende, vaak over diverse afleveringen verspreide, imaginaire reizen geven soms directe kritiek, soms ook worden basisideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap aan een onderzoek onderworpen. Opvallende voorbeelden zijn ‘De onderaardse Reis van Sotteraneo Audacevoli’Ga naar eind59 (met een hoog Claas Klim-gehalte), de ‘Brief van een spectatorialen Reiziger’, waarin het eiland Gnomonia (eiland der uurwerken), wordt bezochtGa naar eind60 en de ‘Reisbeschrijving van een' Spaanschen Cosmopoliet’.Ga naar eind61 In het laatste verhaal bereikt de Spaanse Cosmopoliet,Ga naar eind62 afgedwaald met zijn luchtbol,Ga naar eind63 het eiland Hollalálá, ofwel: Gelijkheid. Daar bestaat geen enkel onderscheid, met als gevolg: er is vrijheid op allerlei punten (vrije | |
[pagina 91]
| |
liefde, onder andere). De Cosmopoliet, koning geworden omdat hij als een soort afgezant van de Zon wordt gezien, probeert jarenlang de zijns inziens ongezonde gelijkheid af te schaffen. Tevergeefs. De simpele Hollalálánen zijn ongeneeslijk gelijk. Het blijkt hem dat al eerder iets soortgelijks is geprobeerd door iemand anders: Wrauwraka, die, naar Hollalálá teruggekeerd van een reis naar elders, allerlei vernieuwingen invoerde. Wrauwraka werd daarom gedood. Nieuwsgierig naar het land waar Wrauwraka zijn ideeën haalde, zoekt en vindt de Cosmopoliet het eiland Paedia (dus: ‘Opvoeding’, ‘Beschaving’; tegelijk: Kind-land). Het karakter van de Paedianen is geheel anders. Zij zijn kinderlijk-nieuwsgierig, tamelijk onbeschoft ook. Zij dragen altijd maskers. Zij kennen verschillen. De ontwikkeling bij sommigen stopt op achtjarige leeftijd; anderen (dat is zelden het geval!) groeien door tot zij dertig of veertig jaar zijn. Hun beschaving ging al enige malen te gronde. Daarna werd alles weer opnieuw uitgevonden. De Cosmopoliet, die meent dat enige Hollálálaanse gelijkheid in dit geval op zijn plaats is, poogt die in te voeren. De Paedianen zien echter alleen heil in gelijkheid met hogergeplaatsten. Wrauwraka blijkt eerder, zonder resultaat, gepoogd te hebben de Paedianen een ideëel begrip van ‘ware vrijheid en broederlijke gelijkheid’ bij te brengen. De auteur offreert ons een gemanipuleerde tegenstelling. In Hollalálá: starre gelijkheid, en geen progressie. In Paedia: ongelijkheid, maar wel historische vooruitgang, die echter steeds in zijn tegendeel omslaat. Ongelijkheid had, in het laatste geval, gemitigeerd moeten worden door een ‘intern besef’ van wat ware vrijheid en broederschap betekent. Wrauwraka's educatief streven op dit punt faalde. In Hollalálá is vrijheid betekenisloos omdat het altijd en overal voorkomt. Het heeft geen waarde. Hollalálá representeert dus een soort natuurstaat: Hoe gelukkig is de ontdekking van het Eiland Hollálála, voor het Philosophiesch gedeelte van 't menschdom! Zonder deze ontdekking zou het altijd een vruchtelooze arbeid geweest zijn, gelijk het tot nu toe ook geweest is, den mensch in zijnen door de Natuur zelve gevormden en ontwikkelenden gezelligen staat te begluren. Dit ‘instinct’ voor gelijkheid mag voordelig zijn voor (onbesefte) vrijheid, anderzijds is er geen gevoel voorvernieuwing en ‘geschiedenis’. In Paedia bestaat zo'n vrijheid niet. Maar er is een ander soort vrijheid, als het ware een bewegingsvrijheid in de tijd: de Paedia-beschaving is in beweging, heeft geen vaste plaats in de geschiedenis. | |
[pagina 92]
| |
Heeft de Nederlander van toen iets gehad aan dit nogal geconstrueerde filosofische dilemma? Het lijkt een studeerkamerprobleem: waar vrijheid is, bestaat zij niet (natuurstaat); waar ‘beschaving’ is, kan zij bestaan indien de idee van ware vrijheid op de juiste wijze geïnternaliseerd is (een onmogelijkheid, behalve voor de begaafde enkeling). Ik heb dit laatste verhaal gekozen, omdat hier, zoals ook al bij Paape het geval bleek, een soort scepsis zichtbaar wordt over de mogelijkheid vrijheid in de contemporaine samenleving te verwerkelijken. De onuitroeibare stupiditeit en onvolmaaktheid van de medemens wordt immers pas aan het eind van de achttiende eeuw als realiteit begrepen. Vrijheid en gelijkheid zullen in de komende tijd in imaginaire reisverhalen niet langer hoofdthema's zijn. | |
ChristendomWaar imaginaire reizen zo passen bij de behoefte van de Verlichting nieuwe of alternatieve maatschappijen te ontwerpen, lijkt het niet zo voor de hand te liggen dat er van conservatieve of christelijk-orthodoxe zijde óók in dit genre gepubliceerd wordt. Toch is het zo. Ik bespreek twee voorbeelden. In 1752 verscheen van PhilopaterGa naar eind65 een Nieuwe Weereld of Republyk der Liefde, Gevonden in het onbekende Zuyd-land. Denkt de lezer dat hij een smakelijk hapje voorgezet krijgt in de trant van Bonhomme of Rustaing de Saint Jory, dan komt hij bedrogen uit. Het voorwoord spreekt wel verleidelijk over de hier ‘opgeregte’ ‘Nieuwe Modische Republyk’. Maar wantrouwen wekken opmerkingen dat het werk Republyk der Liefde heet omdat wetten en instellingen van dit gemenebest gegrondvest zijn op de liefde tot God en de naaste. Verder: deze - natuurlijk door een anonymus opgestuurde - ‘roman’ moet dienen ter verbetering van onze ‘Vrye Republyk’ omdat die Zuidland-staat ‘een volmaakter Gemeene Best dan zeederd die der Hebreen geweest is’. Daar komt de aap uit de mouw. Buiten de orthodoxie is immers het oudtestamentische Israel zelden gezien als het summum van staatsinrichting! De editeur verzoekt om reacties van liefhebbers van het mensdom ‘en van de zoo dierbaare Vryheyd’. Hijzelf houdt ervan aard en regeringsvorm van de volkeren te onderzoeken om te zien of zij overeenstemmen met de bedoelingen van God, ‘Die [mensen] niet tot Slaavernye onder hunne Even-Mensch, maar tot een betaamelyke Vryheyd geschaapen heeft’. Over welk soort vrijheid gaat het hier? Dat blijft vaag. Het ideaal is: een half-theocratische staat en een politieke vrijheid zoals die ooit in Israel bestond, en die beschreven is in ‘de boeken van Moses’. Deze zou ook gestalte gekregen hebben in onze Republiek vóór 1650. De stadhouders | |
[pagina 93]
| |
waren immers vergelijkbaar met de Richters, de Staten met de Oudsten Israels. Het was bergafwaarts gegaan sinds de dood van Willem II; nog meer na het overlijden van Willem IV toen ambten en functies cumuleerden bij bepaalde families en erfelijk werden. Echte ‘Reforme’ is nodig! Deze visie, vooral verwoord in knorrige noten,Ga naar eind66 is belangrijker dan de beschrijving van die Zuidlandrepubliek zelf. Daarvan wordt slechts op zeer droge wijze de staatsinrichting weergegeven (met behulp van een domme truc: papieren in een kistje op het strand aangespoeld). We krijgen een korte weergave van de taak van vorsten, raden, stadsregeringen. Het is een stelsel dat verdacht veel lijkt op dat van de Republiek, maar zonder de machtspositie van de regenten. Er waait een bijna-democratische wind door dit werkje. Het verschijningsjaar, 1752, kan worden gerelateerd aan de korte periode na 1747 waarin Oranje-zucht en hervormingsgezindheid bon ton waren. Maar over ‘vrijheid’ worden we niet veel wijzer. Vrijheid is iets wat simpelweg bestáát in een Republiek waarin Oranje het hoofd is, en waarin naar het volk (het volk Gods?) geluisterd wordt. Het boekje is interessant als schakel in het concept Israel/Nederland als door God uitverkoren staat - en Nederland als gidsland voor de wereld. Het vleugje democratisch vrijheidsverlangen, daar nog voelbaar, is afwezig in een veel christelijker werkje, De oorsprong, bloei en ondergang van Hedonepolis, een zedekundige droom, door de gemankeerde dominee en orangist P.J. van Lelyveld.Ga naar eind67 Het verschijnt in 1783: een jaar dat voor lieden van zijn gezindheid geen reden tot juichen geeft.Ga naar eind68 De auteur geeft eerstaan dat de morele schade die de weelde zijn tijdgenoten berokkent, zijn thema is. Daarop volgt een droom van een schipbreuk. De ‘ik’ belandt op een strand waarachter een afzichtelijk moeras begint. De opdagende informant - uiteraard een bedaagd, wijs, en in dit geval droefgeestig man - vertelt de enig overlevende te zijn van de grootste koopstad van dit werelddeel. Die stad lag ooit waar nu moeras is. De Europeanen die zich daar vestigden waren godsdienstige lieden. In hun ‘opkomend Gemenebest’ hield men openbare christelijke bijeenkomsten. Maar de bloei van de economie, het binnenstromen van vreemdelingen (zelfs veel islamieten!) bevorderde luxe en zedelijk verval.Ga naar eind69 ‘Het onwettig gebruik der Kunne wierd schier algemeen geoeffend.’ Daarop sloeg het straffend Opperwezen toe. De hele stad werd in één dag ingezwolgen. Een stinkende poel bleef over. ‘Hier begaf den Grysaart de stem, hy viel levenloos voor myne voeten neder, en de ontroering deed my plotseling ontwaken.’ De lezer moet zich de ondergang van de hedonistische oudtestamentische steden Sodom en Gomorra herinnerd hebben, waar geen tien rechtvaardigen gevonden werden. Amsterdam zij gewaarschuwd! | |
[pagina 94]
| |
Jammer genoeg bestaat in dit soort conservatieve Zuidlandverhalen nauwelijks aandacht voor de feitelijke inrichting van een gemenebest, en voor het functioneren van vrijheden of vrijheid. Er is moraal, er is godsdienst: dat is genoeg. We kunnen hier het dubieuze begrip ‘christelijke Verlichting’ zeker niet gebruiken om aan te tonen dat deze stroming de belangstelling voor de politieke gestalte van vrijheid bevorderd heeft, laat staan de theorievorming op dat punt heeft gestimuleerd.Ga naar eind70 | |
ConclusiesWaar imaginaire reizen expliciet of impliciet ‘vrijheid’ aan de orde stellen, blijkt dat zelden of nooit te gebeuren in de vorm van een discussie over het fundament van vrijheid, of van vrijheden. Desondanks zien we enkele ontwikkelingen. In het begin van de eeuw staat ‘vrijheid’ een enkele keer voor: libertinisme. Maar doorgaans is vrijheid een vanzelfsprekend element van het soort staat waar wijsheid regeert. We hebben hier te maken met de traditie van een platoons-filosofische staat en met de behoefte van de Verlichting aan een potentieel alternatief voor de eigen samenleving. Later wordt de discussie over vrijheid meer eigentijds. ‘Vrijheid’ wordt in verband gebracht met de menselijke behoefte aan geluk. Hier geen regelgeving van bovenaf, door wijzen of wijze vorsten, maar vormgeving van staat (en vrijheid) van onderaf. Het individu ontwerpt zelf die vrijheid die zijn geluk (en dat van alle individuen te zamen) zoveel mogelijk recht doet. In de tweede helft van de eeuw is vrijheid in imaginaire reizen steeds meer een afspiegeling van of antwoord op de discussie die samenhangt met de praktische vormen van de staat in de eigen West-Europese wereld. Geleidelijk treedt scepsis op met betrekking tot het vermogen van de mens werkelijk op onbaatzuchtige en verstandige wijze vrijheid of vrijheden waard te zijn en te realiseren. Terzijde vinden we een enkele christelijke imaginaire reis, waarin vrijheid geen enkele rol speelt - tenzij in die zin dat de hoogste vrijheid is: het gehoorzamen aan Gods gebod. |
|