Zoals wij het hoorden
Een vader had een tweeling. De tweeling was jarig, maar zij wisten het niet. De vader wilde de kinderen een verjaardagscadeautje geven. Aanvankelijk overwoog hij de kinderen niets te geven. Hij hield veel van de kinderen, maar het geven van geschenken op verjaardagen is nauwelijks gefundeerd. Hij besloot tenslotte de kinderen iets goeds te geven. En ook besloot hij hun dit niet rechtstreeks te geven omdat hij dacht dat ze het niet zo prettig zouden vínden het van hem aan te nemen. Hij wist niet dat ze het heel gráág rechtstreeks van hem zouden hebben aangenomen. Hij richtte het zo in dat hij een element van onzekerheid inlaste. Zij zouden moeten zoeken en het zelf moeten vinden. Daartoe bond hij hun een blinddoek voor waardoor ze het slechts op de tast zouden kunnen vinden. Wanneer ze het nu vinden, dacht de vader, hebben ze dat aan hun eigen geluk te danken, wat hun zelfstandigheidsbewustzijn zal versterken, en wanneer ze het niet vinden dan hebben ze dat aan hun eigen ongeluk te wijten. Door het element van onzekerheid wordt de interesse verhoogd. Het brengt met zich mee dat ik van mijn verantwoordelijkheid voor hun lot wordt ontheven.
Een van de tweeling viel in een sloot en verdronk. De ander vond zijn geschenk. Het was een goedgebakken roggebrood. Het kind vond het niet lekker en wierp het weg. Toen liet de vader, om het kind de waarde en de geur en de smaak van het goede brood te leren, het kind een halve week hongeren en gaf het toen weer een goed roggebrood. Het kind vond het zeer