Eva-tje
(alleenspraak door ‘Couzijn’ mag ook tante Ada, bijv., worden.)
Hè Eva-tje, zeg oom Couzijn eens even goedendag. Geef eens een mooi handje. Nee, ándere handje. Dat weet je toch wel. Couzijn geeft toch ook niet zijn linkerhandje? Laat je voetje nu maar op de grond staan, je maakt je andere schoen helemaal lelijk. Hoor je wat Couzijn zegt? Nietje zakdoek in je mond, Eva. Hoor je wat Couzijn zegt? Nee? Ja? Nou wat zegje dan? Wat zegje dan? Niet doen, Eva-tje. Hè je schoen is helemaal geschaafd. Nou, wat zegt ze dan? Wat zegt ze Henk? Ik kan het niet verstaan. Wil ze liever weer gaan? Ze wil liever weer gaan, Henk. Nee? Nee? Wil Eva-tje liever niet gaan? Wat zegt ze dan? Heeft ze haar tongetje verloren? Ja? Heeft Eva-tje haar tongetje verloren? Nee? Heb je niet je tongetje verloren? Nou wat zeg je dan? Wat zei Couzijn? Weet je nog wat Couzijn zei? Weet je 't niet meer? Ja? Weet je 't nog wel? Nou wat zegt ze dan tegen Couzijn? Wil je niks zeggen? Jawel? Wil je wel wat zeggen tegen Couzijn? Wat dan? Wat zegje dan Eva? Ik geloof toch dat je je tongetje verloren hebt? Niet? Wat zegt ze dan, dag Couzijn? Dag Couzijn? Eva-tje. Zegt ze dag Couzijn? Ja? Wat zei ze Henk? Nou dag Eva-tje. Dag Couzijn? Zeg dan dag Couzijn? Hè? Dag Couzijn?
(eventueel onverstaanbaar uitstervend of een andere oplossing: ‘boeoeoe!!’ of zo.)