Een utopie even iets zuiverder gesteld
Meer dan eens blijkt uit wat ik ooit geschreven heb (men zie bv. De eeuw van het kind is nog niet om uit mijn bundel Moelmer en mijn ‘9 punten’ in Podium 6, 1967, onder de titel Waar of niet waar?) dat ik ‘vind’ dat ‘het kind de baas moet worden’, te weten het zeer jonge kind.
Dat is - hoewel ik niet de enige ben die zoiets denkt - een gekke, stomme, gedachte. Dat wil zeggen, in z'n eerste onontwikkelde vorm.
Ik geloof dat ik nu iets beter zie wat die gedachte eigenlijk inhoudt en hoe die praktisch realiseerbaar zou kunnen zijn. Erg duidelijk zie ik het nog niet, maar toch niet meer zo idioot-utopistisch als ‘het jonge kind op de troon’, alsof kinderen niet zeer snel opgroeien, zodat ‘we’ al heel snel onder een tienerregiem zouden zitten en cultureel van de pop-praat van tiener pagina's zouden moeten leven, wat vlug gevolgd werd door twen-opvattingen, en wat precies binnen een generatie tot gerontische toestanden zou terugvoeren.
Nee, ‘het kind de baas’ kan - voor degenen die daar een ethische vernieuwing in zien - alleen maar betekenen: ‘de volwassene de baas’ (die trouwens - natuurlijk - nooit zijn macht uit handen zal geven of anders zou hij gek zijn), maar dan de volwassene die ernstig probeert zoveel mogelijk de opvattingen, de visie, de mogelijkheden, de ongeborneerdheid, de zuivere maar toch reeds duidelijke ethiek, van het jonge kind te kennen en te aanvaarden. De volwassene blijft en blijve altijd de baas. Hoe ouder en wijzer hoe liever, d.w.z. de volwassenene die een