Lof-Dicht
Ter eeren van den konst-minnenden ende gheleerden Poët
Ior. Albertus Ignatius d’Hanins,
Het Bevel van Cupido volbrenghende.
DAt nu het ouder eeuw’ vry laet sijn roemen varen
Van Nasoos rijmery, die in voor-leden jaren
Door gansch des wereldts rondt ten hooghsten was geacht
By Princen, Koninghen, en Keysers groot van macht,
Dat nu den Mantuaen, dat Flacci waerde dichten
Voor d’honingh-soet ghedicht van desen rijmer swichten:
De liedtjens zijn soo soet, die d’Hanins heden gheeft,
Dat Nectar en Ambroos daer by niet ’t minst’ en heeft.