Veerstraat(2001)–Marijke Hanegraaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Een V boven de stad Naarmate de feestdag die nadert groter is neemt ze meer tassen mee voor haar boodschappen. Voordat haar iets kan worden geopenbaard stapt ze op de fiets en door een zekere welvaart op haar betaalkaart is het moeilijk om kalm te blijven. Ze denkt, of kun je dat wat door haar hoofd schiet geen denken noemen, als het maar niet druk is, het is ook niet veel drukker dan anders en toch - wat een gemier, want waar staat de ijstaart. Niet hier. Hier staat het brood. Verlaten door elke besturing en geplaagd door geschitter gieren haar ogen langs de maanzaadbroodjes de worstenbroodjes de Finse bollen het zonnebrood geen stokbrood? en let op de versheidsdata vergeet de stol niet maar welke is de grootste verrassing voor haar huisgenote die met spijs of die met vruchten en dit is pas het brood, het onderste van de maaltijd, wat doet ze, blijft ze of gaat ze, ze blijft en warrelt door de winkel. Uitgezwiept door de draaideuren fietst ze terug en hoort ganzen; ze kijkt omhoog naar hun vlucht boven de stad, waar gaan ze heen, al gaan ze weg hun kwebbelen maakt haar onverklaarbaar blij, de koude lucht kolkt door hun keel, daalt uit het hoge op haar neer - wat een verlokking [pagina 57] [p. 57] tot mooie woorden - terwijl ze langs grasvelden rijdt die naar het beleid van de gemeente struikloos zijn opdat er in de struiken niets gebeure. Vorige Volgende