519 Wesseling, Petrus
Steinfurt (Duitsland), 7 januari 1692 - Utrecht, 9 november 1764
In zijn geboortestad bezocht Wesseling de Latijnse school en het Athenaeum. Daarna studeerde hij in Leiden en Franeker letteren en theologie. In 1717 werd hij conrector van de Latijnse school in Middelburg en spoedig lector in het Grieks en de geschiedenis aan de Illustere School. In 1724 keerde hij naar Franeker terug als hoogleraar in de geschiedenis en welsprekendheid. In 1735 kreeg hij dezelfde functie in Utrecht, waar hij ook weer het Grieks doceerde. Hoewel vooral klassiek filoloog kende hij tevens de moderne talen en het oud-Germaans. Ook zijn kennis van de geschiedenis reikte ver over die van alleen de oudheid heen: middeleeuwse, nieuwe en vaderlandse geschiedenis hadden zijn aandacht, evenals aanverwante wetenschappen als numismatiek, epigrafie, geografie en chronologie.
a Oratio inauguralis de origine pontificae dominationis. Franequerae 1724 [59 pp.; fo].
b De rebus Casparis a Robles Billaei in Frisia gestis commentariorum libri IV. Leovardiae 1731 [272 pp.; 4o], 1750.
Dit werk van J. Carolus werd door Wesseling uitgegeven (zie: 100, a).
c Oratio de origine comitum Hollandiae. Amstelodami 1734 [...pp.;...o].
d Disputatio de Carolino diplomate, quo Hollandiae comitatus Theodorico I perhibetur datus, in: P. Burmannus*, J.P. d'Orville*, ed., Miscellaneae observationes in auctores veteres et recentiores. 10 dln. Amstelaedami 1732-1739, IV (1734) 265-270.
e Pro historiis oratio. Trajecti ad Rhenum 1735 [37 pp.; 4o].