c Hedendaagsche penningkunde, zynde eene verhandeling van den oorspronck van 't geld, de opkomst en 't onderscheyd der gedenkpenningen; de wyze van 't syfferen der ouden, den oorspronk der syfferletteren, toverpenningen en noodmunten ... 's-Gravenhage 1732 [289 pp.; fo], 1734.
Een bewerking en uitbreiding van a.
d Aloude Hollandsche histori der keyzeren, koningen, hertogen en graaven; welken, sedert de komst der Batavieren in het thans genaamde Holland, tot de herstelling van 's graaven Florents den eerstens zoon, aldaar het hooggebied gehad hebben. Beweezen en bevestigd door de woordlyke getuygenissen van zoodaanige schryvers, welken in en naast die tyden geleefd hebben, als de beschreevene zaaken zyn voorgevallen: en voorts nog versierd en opgehelderd met de noodige landkaarten, geslachtlysten, keyzer- en koninglyke penningen en veelvuldige andere gedenkstukken, in die overoude tyden gemaakt. 2 dln. 's-Gravenhage 1734 [348 + 360 pp.; fo].
e Beknopte verhandeling van de week- en jaarmarkten, midsgaders van de kermissen in Holland. Leiden 1743 [96 pp.; 8o].
f Beschryving der aloude regeeringwyze van Holland. 5 dln. Leiden 1744-1750 [284 + 306 + 348 + 400 + 713 pp.; 8o].
In het voorbericht van e stelde Gerard van Loon zestien historische studies in het vooruitzicht, met werktitels. Van deze zijn uiteindelijk alleen de volgende vijf verschenen, elk onder bovenstaande verzameltitel:
1. | Hoe en door wie de Batavieren uytgerooid; en op welke wyze derzelver landen door de Fransche koningen veroverd zyn; midsgaders de aloude aldaar ingevoerde regeeringwys dier vorsten, voor zoo verre die den eersten voet tot verscheydene laatere gebruyken in Holland gegeeven heeft. |
| |
2. | Welke regeeringgestalte de Fransche koningen, als wetgeevende vorsten van het thans genaamde Holland, aldaar in opzigte van 't geestlyke hebben ingevoerd; midsgaders hoe en op welke wyze de zelfde koningen, ingevolge van de door hen aldaar ingevoerde regeeringgestalte, tot het uytsterven van den Karolynschen stam in Duytschland, dat hooggezag in en over Holland, zoo in 't geestlyke als het werreldlyke geoeffend hebben. |
| |
3. | Beschryving zoo van de slaaven en lyfeygenen, als van de magt, de onderscheydene rechten en gerechtigheden; welken de geestlyke en werreldlyke heeren oudstyds over de zelven in Holland gehad en geöeffend hebben; even gelyk ook van de verschillende wyzen, op welken de dienstbaaren aldaar of volkomelyk of onvolkomelyk weer in vryheyd gesteld wierden: alles uyt de oude zoo kerklyke, koninglyke, als Vriesche wetten beschreeven en opgesteld. |
| |
4. | Wat den voet tot het eyndigen der dienstbaarheyd hier te land gegeeven heeft; even gelyk ook van de vrygemaakten en welgeboorene lieden; midsgaders van der zel- |