Jan Fruytiers behoorde tot de bekende dichters van de tweede helft van de zestiende eeuw. Hij zou uit de Zuidelijke Nederlanden zijn gevlucht en verdedigde met zijn pen de hervorming. In 1559 wordt zijn verblijf in Leiden geregistreerd, in 1561 in Antwerpen. De jaren van Alva's gouverneurschap bracht hij in ballingschap door. In Oost-Friesland was hij in 1570 getuige van de Allerheiligenvloed. Het succes van de Opstand bracht ook hem naar Holland terug, waar hij van nabij het beleg en ontzet van Leiden meemaakte.
a Corte beschryvinghe vande strenghe belegheringhe ende wonderbaerlicke verlossinghe der stadt Leyden in Hollandt. Die nu anno MDLXXIIII in mayo van Baldeo, deur des grooten commandeurs Loys de Requesens bevel, om der religien ende haerder vaderlandtscher vrijheyts wille beleghert werdt: ende deur den doorluchtigen prince van Orangien op den derden octobris wonderbaerlicken ghespijsighet ende verlosset: met de meeste omstandicheyden soo inne als buyten de stadt gheschiedt. Delft 1574 [32 pp.; 4o], 1577; Leiden 1646; Haarlem 1739.
Anoniem verschenen. De tweede druk verscheen met naam, de derde is weer naar de eerste gemaakt, dus anoniem maar met aantekeningen van P. Scriverius*.
Literatuur
De Wind, 186-187, 548; Van der Aa, VI, 260-261; NNBW, VI, 526-529; R. Fruin, ‘De oude verhalen van het beleg en ontzet van Leiden’, in: idem, Verspreide geschriften (10 dln.; 's-Gravenhage, 1900-1905) VII, 152-192.