160 Excellente cronike van Vlaenderen, Die
Over het auteurschap van deze anoniem verschenen kroniek is veel te doen geweest. Een enkele keer leek de auteur zichzelf in het werk te noemen, bijvoorbeeld op fol. 140 verso (rechterkolom): ‘ic Andries die smet die dit screef’. Op basis hiervan kenden velen aan hem het auteurschap toe, in eerste instantie ook nog De Wind. Deze werd echter attent gemaakt op het voorkomen in het geschiedwerk van de naam van de rederijker Antoon de Roovere als auteur. Door Van der Aa werd op de kwestie niet ingegaan: omtrent beide heren werd gezegd dat zij ‘deel hadden aan’ de kroniek. In de BN verwees A. vander Meersch wel naar De Wind in zijn literatuuropgave, maar had kennelijk de uitgebreide aanvulling niet gelezen, want hij noemde uitsluitend weer De Smet als auteur. F. van der Haeghen schiep voor het eerst de nodige orde in deze kwestie door een inventarisatie. Ten eerste zou het eerste gedeelte van de kroniek tot aan de expeditie van Filips de Goede en de Vlaamse steden tegen Calais (1436) van De Smet zijn; ten tweede: het gedeelte vanaf die expeditie tot aan de dood van Maria van Bourgondië is van Antoon de Roovere. Het daarop volgende gedeelte zou weer van De Smet zijn. En tenslotte zou het verhaal over Karel V van een onbekende of eventueel ook weer van De Smet zijn. Na nauwgezette bestudering van het boek en van twee bewaard gebleven handschriften (een te Dowaai en een te Brugge) werden door Van der Haeghen de volgende correcties aangebracht: 1. Het deel van De Roovere is eenderde korter: het loopt niet vanaf de expeditie tegen Calais, maar behandelt alleen de regeerperioden van Karel de Stoute en Maria van Bourgondië; 2. Uit een der handschriften blijkt dat de periode van april 1488 tot maart 1490 geschreven is door
‘Roelant de Doppere, secretaris ende scriba van meester Gillis de Baerdemakere, bisscop van Sarepten ende suffragaen vanden bisscop van Doornicke’; 3. Een groot vraagteken wordt geplaatst bij de naam van De Smet omdat zijn naam op slechts twee plaatsen voorkomt. Het is heel goed mogelijk dat hij in een der circulerende manuscripten wat eigen ervaringen heeft ingelast.
a Dits die excellente cronike van Vlaenderen. Beghinnende van Liederick Buc den eersten forestier tot den laetsten, die door haer vrome feyten, namaels graven van Vlaendren ghemaect worden, achtervolghende die rechte afcomste der voorss. graven, tot desen onsen doorluchtichsten hoochgheboren keyser Karolo, altijt vermeerder des