135 Cuperus, Gisbertus
Hemmen (prov. Gelderland), 28 september 1644 - Deventer, 22 november 1716
Cuperus ontving zijn opleiding in Nijmegen, Leiden en Parijs. In 1668 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Griekse en Latijnse letterkunde, geschiedenis en oudheden aan het Athenaeum Illustre te Deventer. Na de bevrijding van de Franse bezetting in 1674 werd Cuperus als Oranjegezind man benoemd in het stadsbestuur van Deventer. Bij zijn afvaardiging naar de Staten-Generaal in 1681 legde hij die functie neer. Hij correspondeerde met geleerden en staatslieden van naam. In 1715 werd hij tot lid van de Académie des inscriptions gekozen. Enkele van zijn brieven over opgegraven oudheden werden uitgegeven door G.C. in de Betouw*.
a Harpocrates seu explicatio imagunculae argenteae antiquissimae, sub Harpocratis figura ex Aegyptiorum instituto solem repraesentantis: qua varii auctorum loci, hieroglyphicae notae, numismata, basilidianorum gemmae, nec non marmora nova luce perfunduntur. Amstelodami 1676 [114 pp.; 8o]; Trajecti ad Rhenum 1687 (verm.), 1694; in: J. Polenus, ed., Utriusque thesauri antiquitatum Romanarum Graecarumque nova supplementa. 2 tom. Venetiis 1737, II, 401-526.
b Apotheosis vel consecratio Homeri. Sive, lapis antiquissimus in quo poëtarum principis Homeri consecratio sculpta est, commentario illustratus. Accedunt explicatio gemmae Augustaeae: numismata antiqua explicata: inscriptiones et marmora antiqua exposita et illustrata: nec non utilitas quam ex numismatis principes capere possunt. Amstelodami 1683 [324 pp.; 4o]; in: J. Polenus, ed., Utriusque thesauri antiquitatum Romanarum Graecarumque nova supplementa. 2 tom. Venetiis 1737, II, 1-188.
c Historia trium Gordianorum. Daventriae 1697 [72 pp.; 8o].