47 Bent, Jan
Hoorn, (ged.) 2 augustus 1701 - (Hoorn?), (?)
Over het leven van Bent, die vermoedelijk op bovenstaande datum rooms-katholiek werd gedoopt, is tot dusverre niet meer bekend dan wat hij zelf in de voorwoorden van zijn werken vertelt. In 1748 werd hij voor zijn verdediging van belastingpachters beloond met zes maanden ‘landsdienstbaarheid’. Hij woonde in Hoorn en zijn boeken worden voorafgegaan door gedichten van vooraanstaande stadgenoten. Hij voerde een pennestrijd met P.H. van de Wall* (die daarin werd bijgestaan door zijn leermeester A. Kluit*) over de geografische situatie in de Lage Landen ten tijde van de Bataven (zie ook Ph. Cluverius* en J.I. Pontanus*).
a Aldervroegste vaderlandze oudheden, ontzwagteld en gezuiverd, van de vooroordeelen en misgiszingen der schryveren van de laatere eeuwen; in zes redevoeringen. Hoorn 1761 [338 pp.; 4o].
b Verhandeling van het jagtrecht der Westvriezen: waar in wordt beweert, dat dit recht op zeer vaste gronden zyn bestaan heeft. In drie boeken. Hoorn 1761 [284 pp.; 4o].
Deze wordt gevolgd door: Nabericht over de jaar- maand- en dagteekeningen, van de charteren, handvesten, brieven enz. der graven van Holland, heeren van Westvriesland [16 pp.; 4o].
c Eerste brief aan den heere ****, over een tegenberigt op zyn nabericht, ... onlangs, zonder des schryvers naame ... te Dortdrecht, uitgekomen. Hoorn [1761] [26 pp.; 4o] (zie: 508, b).
d Tweede brief aan den heere ****, over een tegenberigt op zyn nabericht, ... Hoorn [1762] [31 pp.; 4o].
e Vang op den wintmolen, of vernietiging der gewaande wederlegging, van 's mans aldervroegste vaderlandze oudheden; en daarby gevoegde bylage, tegen het jagtrecht der Westvriezen; van den zelven schryver, door den heer Kluit, in het jaar MDCCLXI. Hoorn 1764 [70 pp.; 4o] (zie: 271, a).