Verzameling van bruilofts-versjes(ca. 1838)– Hagen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Vierde afdeeling. [Hoe zoet is 't waar de liefde woont] Wijze: Hoe zoet is 't waar de vriendschap woont! Hoe zoet is 't waar de liefde woont, Die jonge harten blaakt! Waar de echt met palmen haar bekroont, Word hemelvreugd gesmaakt. Ze ontgloeit en kweekt het levensvuur, En maakt de gunsten der natuur Volmaakt, volmaakt, volmaakt. Het eenzaam leven kwijnt daarheen, Gelijk een droeve plant, Die nooit een zonnestraal bescheen, Verdort in 't zielloos zand. De liefde, vruchtbaar in haar kracht, Ontvonkt en hecht al 't aardsch geslacht, Aanéén, aanéén, aanéén. [pagina 14] [p. 14] Zij doet de maatschappij bestaan, Door spruitjes, nieuw geteeld, Die eens der ouderen plaats beslaan, Als hun verjeugde beeld: Hoe word het oog door minzaam kroost, Welks lief gelaat van onschuld bloost, Gestreeld, gestreeld, gestreeld! Dus ook volmaakt gij uw genot, Door 't zagte huwelijksjuk, ô Paar, dat wij u veréénigd lot, Beveiligt tegen druk! Wij wenschen u, in 't schoonst verbond, Nog menig jaar na dezen stond, Geluk, geluk, geluk! Vergaârt, tot grooter zielsgeneugt', Door eendragt, liefde en vreê, De schoonste spruitjes uwer jeugd, En deelt hen heil u meê! Zijt lustig, werkzaam, onvermoeid! Zoo juichen we, als gij welig bloeit, Hoezee, hoezee, hoezee! Vorige Volgende