Het joodsche lied
(1915)–Jacob Israël de Haan– Auteursrecht onbekend
[pagina 227]
| |
‘Israël, die misdreef, blijft Israël’ | |
[pagina 229]
| |
Israël, die misdreef, blijft IsraëlGa naar voetnoot1Hij las mijn liederen van smart en rouw...
Heeft één Dichter tegen zijn Volk misdreven
Als ik misdreef door ongebonden leven,
Als ik misdreef, ijdel en ongetrouw?
Des rouwt mijn lied. Geen troostwoord kan verzoeten
De wreede wroeging der voldreven Daad.
Ik heb geen tranen genoeg om te boeten
Wat Daad en droom bedreef aan gretig Kwaad.
Geen troostwoord? Neen, uw woord heeft mij getroost,
‘Israël die misdreef, blijft Israël,
Uw lied houdt glans, die geen Leed dooven kan.’
| |
[pagina 230]
| |
En dit herdenkend heeft mijn hart gepoosd
Van zijn staag leed, van zijn wroegend gekwel,
En mijmerend zing ik dit lied ervan.
|
|