Verzamelde gedichten(1943)–Blanka Gyselen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] De kloosterzuster WANNEER, geruischloos schuivend langs de gangen, zij uwaarts glijdt met schaamlen tred, of in het walmen van de kerkgezangen verloren werpt haar dun gebed, weet Gij dan, Heer, hoe deze vrouw u nadert, betastend Uw aanwezigheid, zij die, zoo fel van menschelijkheid dooraderd, den sprong bezon naar d'eeuwigheid... zij ziet de bloemen groeien en de kinderen... kan Uwe mildheid niet verhinderen dat soms de innigheid van haar gelaat verwonderd en ontroerd voor al dit bloeien staat?... wees Gij dan, Heer, de volheid van haar dagen en van haar slaap de passielooze vragen... Gij die haar sloegt met deze dubble wonde: Uw Liefde, en den smet van Eva's zwakke zonde... Vorige Volgende